Het leven na Indië
moessQn
Mijn vader was R.M.A. van
Garling. Aan hem dank ik al
deze fijne herinneringen en
mijn liefde voor dieren en de
bergen.
Na de bevrijding - ik was toen vijftien
jaar - kwam ik met een Rode Kruis
kolonne in Batavia en aldaar zou ik bij
mijn vaders broer en zijn vrouw in
huis komen. Mijn overige familieleden
zaten nog in het kamp. De rit in een
sado onder geleide van een Rode Kruis
medewerkster is de grootste nachtmer
rie in mijn leven geweest.
We reden door de verlaten straten van
Batavia en juist op deze dag vond er
een gevecht plaats tussen militairen
van het 10de Bataljon en de pemoeda's.
Mijn begeleidster en ik moesten de
sado uit om beschutting te zoeken in
een kali onder een brug. Toen het helse
vuurgevecht was afgelopen, kropen wij
de kali uit en wat ik toen zag, maakte
me bang, zo doodsbang dat ik meteen
wel weer het kamp in wilde. Overal la
gen afgeslachte mensen, het was afgrij
selijk. Maar omdat we al vlak hij het
opgegeven adres waren, zijn we langs
de muren van de huizen - die geblin
deerd waren - gelopen naar mijn oom
en tante die ons bleek van schrik het
huis introkken. Wat was ik blij dat we
weg waren van dat slagveld op Kwitang.
Hier bij mijn oom en tante probeerde
ik in recordtijd mijn schoolopleiding af
te maken, maar helaas ben ik niet ver
der gekomen dan tweeënhalf jaar
M.M.S. Maar zoals een degelijke op
voeding toentertijd vereiste, behaalde
ik in elk geval mijn Schoevers type- en
stenodiploma.
Wegens familieomstandigheden en om
gezondheidsredenen - ik kon niet tegen
het klimaat in Batavia - ben ik na an
derhalf jaar Batavia naar Bandoeng ge
gaan waar ik aan het werk ging in de
welzijnssector. In Bandoeng kwam ik
midden in de bergen te zitten, vanuit
mijn werkomgeving keek ik uit op de
Tangkoebanprahoe en ik woonde dicht
bij de Dagowaterval. Wat een verade
ming na het bloedhete klimaat van
Batavia.
Nederland
In Bandoeng bleef ik niet lang, want
eind 1949 vertrok ik als jonge bruid
naar Nederland, naar het hoge noor
den van Nederland. Even voor de jaar
wisseling kwam ik in Rotterdam aan
en al heel snel voelde ik me gedesillu
sioneerd. Het was ijskoud en met de
zogenaamde winterjas die
ik aan had en die veel te
dun was, kon ik het
maar niet warm krijgen.
De busrit van Rotterdam
naar Friesland was
bepaald niet aangenaam.
De plaatsen waar we
langs en doorheen reden,
gaven me een triest en
verlaten gevoel. Grauwe,
kleurloze straten met
huizen die destijds in
mijn ogen op pakhuizen
leken. En bij aankomst
in de hoofdstad van
Friesland kwam ik
terecht in een smalle,
korte straat waar de hui
zen aan elkaar 'geplakt'
leken te zijn. Ik voelde
me zo eenzaam en zo
ver weg van het land
waar het warm en zonnig was en diep
teleurgesteld dacht ik toen in 1949:
'Is dit nu Holland?'
Maar alles went en het jaar daarop
werd mijn eerste dochter geboren en in
de jaren daarna kreeg ik er nog twee
dochters bij. De voor mij toen zo
moeilijke en grote overgang noopte mij
om snel de handen uit de mouwen te
steken. Begin jaren vijftig had ik niets
aan mijn Schoeversdiploma, want ge
huwde vrouwen op kantoor of in een
winkel was toen nog taboe, zodat ik
alles aanpakte om ons inkomen te ver
ruimen. Van mangelwerk in een wasse
rij naar afwassen in een hotel, het
schoonspoelen van varkensdarmen
- dat goed betaalde - thuisnaaiwerk
voor een textielfabriek en het maken
van stoffen lampenkappen, kwam ik in
1953 voor het eerst op een advocaten
kantoor te werken. En vanaf die tijd
kreeg ik steeds beter betaald en pretti
ger werk op diverse kantoren. Ik maak
te een sprong naar Justitie en in 1964
kwam ik terecht op een reclasserings
bureau waar ik tot mijn zestigste ben
blijven werken toen ik wegens reorga
nisatie de VUT in ben gegaan.
Spanje
Nadat ik op mijn vijftigste verjaardag
voor het eerst - en alleen - weer mijn
geboorteland terug zag, nam ik mij
voor om oud te worden in een land
waar geen koude winters zijn en waar
ik het hele jaar door bloeiende planten
46
Tekst: Maedy la Gordt Dillie