Sweet memories are a joy for ever moessQn Bij het zien op de tv van al die onlusten in Indonesië, de vele doden, branden, rampok- partijen en ga zo maar door, bekruipt mij steeds de vraag: wat zou er toch van dat paradijselijke stukje land geworden zijn, gelegen in het heuvelachtige gebied tussen Kediri en Malang? Het ressorteerde toen onder de desa Ngantang, nu nog te vinden als men er een Indone sische atlas of kaart op naslaat. Dat stukje land, daar heb ik indertijd mijn grote geluk gevonden: mijn man met wie ik vijfenvijftig jaar getrouwd ben geweest. Ik ga nu terug naar het jaar 1939. Na het behalen van mijn einddiploma I.E.V. Mulo te Bandoeng, besloten mijn ouders (ik was de jongste van zeven kinderen en mijn broers en zusters wa ren allen al uit huis) het huishoudentje op te doeken en te gaan reizen. Onze grote familie langs, die over heel Java verspreid woonde. Het meubilair werd opgeslagen en zo begon ons kof ferleven. Een brief of telegram naar de familie was in die tijd voldoende om onze komst aan te kondigen en overal werden wij welkom geheten. Dat kon in het Indië van toen vroeger! Zo gebeurde het, dat toen mijn ouders en ik al een tijdje bij mijn zuster en zwager op de cultuuronderneming Dja- singa logeerden, ons een brief bereikte van een oom en tante van mij uit het Ngantangse. Zij hadden van een gewe zen jachthut een gerieflijke pondok ge bouwd en na de pensionering van mijn oom had hij de omliggende stukken land gepacht om er koffie te gaan ver bouwen. Zij hadden van onze reisplan nen gehoord en inviteerden ons om er te komen logeren, aangezien hun huis op logées was ingesteld. Wij stapten in de nachtexpres en werden de volgende dag te Kertosono afgehaald door hun zoon G, die ons met hun oude Chrysler aan het perron stond op te wachten. Wij werden hartelijk verwelkomd, waar bij het mij, ondanks de vermoeidheid na de lange treinreis opviel, wat een knappe kerel die G geworden was! Na een vlotte rit langs Djombang en allerlei lieflijke Oost-Javaanse land schappen, kwamen wij bij de desa Ngantang aan. Maar wij waren er nog lang niet. Een aantal kilometers voor bij desa Ngantang kwamen wij bij een gardoe-huisje en sloegen daar een door mijn oom zelf aangelegde weg in, die verderop dwars door een Javaans kerk hofje liep. Langs tegalans met padi en maïs kwamen wij uiteindelijk bij de toegangspoort naar het koffieperceel van de familie Van der Rest. De koffie stond in bloei en een heerlijke geur kwam ons tegemoet waaien. Na nog een eind rijden, arriveerden wij einde lijk bij hun woonhuis, dat gelegen was aan de voet van een heuvelrug, die de vorm had van een kippenkorf met links en rechts een zijarm. Die heuvel heette dan ook de Watoe Koeroeng. Wij werden hartelijk verwelkomd door oom en tante Van der Rest en na een koel glas air djeroek mochten wij 'ons lekker maken'. Na een heerlijk bad met het ijskoude water uit de grote mandi- balc, liep ik met mijn natte haren de tuin in, om ze te laten drogen in de zon. Mijn neef G liet mij daarop al de bijzonderheden zien van het huis, de schuren en het omliggende land. Typisch was het voortdurend gesjirp van cicaden. Bij het avondeten aan de grote eettafel onder de Stormking, wat ook al zo'n bijzondere sfeer gaf, maande mijn neef mij een beetje haast te maken, want om acht uur zou de Tijgerclub uit Soe- rabaja in de lucht komen met geweldi ge muziek. Na het eten gingen wij dus naar de glazen serre, waar hun rimboe radio stond, die op een groot aantal batterijen liep. Ik vertelde hem daarop, dat wij in Bandoeng ook een dergelijk happy station hadden: YDH 8. Hij ant woordde daarop dat ze in Bandoeng beslist niet zo fijn konden swingen als in Soerabaja, waarop wij begonnen ons beste beentje vooruit te zetten! Al met al was het een heerlijke tijd daar op dat landgoed. Dikwijls maak ten wij met z'n allen autotochten naar Malang, Kediri, Blitar, et cetera. Vooral in Malang had de familie Van der Rest hun speciale stamrestaurant op de pasar Petjinan. Alles werd er op gediend met heiverse ingrediënten van de pasar! Tussendoor maakten wij, jon gelui, ook tochten op G's motorfiets, de blauwe Indian, waar hij zo trots op was. Dan reden wij naar zwembad Selecta in Poenten of naar Lebaksari, naar de badplaats van de familie Pruis van der Hoeven. Je kon het geen vijf minuten uithouden in het ijskoude water, maar na afloop kon je er heerlij ke erwtensoep krijgen en spekpannen- koeken! Op zekere morgen vroeg G mij voor een klim naar de top van de Watoe Koeroeng, die mij toch al zo intrigeer de. Volgens verhalen had zich daar in de spelonken indertijd de Madoerese prins Troenodjoja verscholen gehouden voor zijn vijanden. Zo begonnen wij aan die avontuurlijke klimtocht. Onderweg zag ik veel soorten orchi deeën. Na een uitputtende tocht kwa men wij bij de uitgeholde rots, waar zich volgens G nog een gogor bevond, een soort zwarte panter. Ik geloofde er niet veel van en keek in de diepte, waar onze woning stond. Je zag de mensjes lopen, alles heel klein. Wij rustten daar uit op die plek en wat ik voorvoeld had, gebeurde. Wij bekenden elkaar daar onze liefde. De terugtocht duurde lang vanwege de vele bekende stops! Al met al werkte alles mee om er een onvergetelijke tijd te beleven. In die dagen werd mijn aanstaande man opgeroepen voor de Politieschool te Soekaboemi. Daar zijn wij ook getrouwd. Helaas pakten zich donkere wolken samen boven ons Indië en toen mijn man geslaagd was voor zijn exa men en als eerste standplaats Malang kreeg toegewezen, landden niet lang daarna de Japanners op het vliegveld Singosari. De rest van de geschiedenis is ons allen bekend. De periode echter, die ik beschreven heb, staat mij zo vaak bij, dat ik met recht kan zeggen: 'Sweet memories are a joy for ever' 12 Tekst: A. van der Rest

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1998 | | pagina 12