moessQn
uitvoerde. Jan mocht voorzichtig met
een wijsvinger het papier voelen voor
de besprenkeling en daarna, toen het
papier helemaal was opgedroogd. Hij
voelde, dat het papier toen veel stijver
was geworden... lebih lcoeat, had Karto
gezegd.
Op een dag was het dan zover. De vlie
ger was klaar en moest geprobeerd
worden. Gelukkig voor de bouwer be
gon de moesson goed door te komen
en Karto vroeg aan mevrouw of hij op
een middag de vlieger met de sinjo
mocht oplaten. Dan kon hij immers
niet in de tuin werken. Vanaf de kleine
voorgalerij konden beide ouders de ver
richtingen van de oude Javaan en hun
kind gadeslaan en wat ze zagen stelde
niet teleur. De wind was zo sterk, dat
de zware vlieger zo maar vanuit de
hand omhoog wilde. De kleine jongen
was opgetogen. Wat stond de vlieger
rustig in de wind! Het was niet nodig,
zoals met de kleinere vechtvliegers, om
constant te moeten corrigeren.
Dat kwam vooral door de staart, had
Karto uitgelegd. Zo'n vlieger mocht ook
niet door vechtvliegers worden aange
vallen. Dat was de code onder de jon
gens en mannen die vliegerden.
Na een goed half uur haalde Karto de
vlieger binnen en vroeg toen aan de
sinjo hoe hij de vlieger nu zou kleuren,
want zo'n witte vlieger was natuurlijk
maar saai. Zou hij het mooi vinden
om een barong-gezicht op de vlieger te
hebben? Ja, dat leek hem wel wat.
Voor de barongan was iedereen bang
en als ze dan zo hoog in de lucht zo'n
gezicht zouden zien, zouden ze die
vlieger nooit durven aanvallen...
En zo gebeurde. Met zwart, bruin en
veel rood kwam de kop op de vlieger.
De staartsegmenten werden ook in die
kleuren versierd. Iedere dag bijna was
er wel een goede wind en Jantje was al
zo behendig geworden, dat hij de vlie
ger in zijn eentje omhoog kon krijgen.
Mama had Karto nog wat geld gegeven
om nog een rol touw te kopen. Karto
vond dat wel genoeg, want als de vlie
ger te hoog stond, konden ze hem mis
schien niet op tijd inhalen als er plot
seling een regenbui opkwam.
Het was op een zaterdagmiddag, toen
er voor de sinjo iets heel spannends ge
beurde. De wind was de hele middag
flink geweest en sinds drie uur 's mid
dags stond de vlieger statig hoog in de
lucht, met wel twee honderd meter
draad om hem met de aarde verbonden
te houden. Zoals gewoonlijk kwam
Karto om half zes de jongen halen voor
de avondboterham. Het binnenhalen
van de vlieger duurde meestal zeker
een kwartier. Maar deze keer begon
Karto er niet meteen aan. Hij keek
naar de lucht en mompelde wat, keek
nog eens en zei toen zachtjes tegen
zichzelf, dat de wind stevig bleef en dat
er totaal geen wolken waren. Toen hij
zag, dat de jongen voorbereidingen
maakte om de vlieger binnen te halen
zei hij: 'Biar sad ja njo... djangan takoet'.
Hij nam de klos voor het touw van de
jongen over en liep daarmee naar een
stevige kembang sepatoe-struik aan de
rand van het veld, vlak voor het huis.
De klos, een conservenblikje, bond hij
aan een van de stammetjes, waarna hij
het eerste stuk vrije draad enkele keren
om een tak bond. De vlieger trok zich
van dit alles niets aan en bleef zeer
hautain, licht heen en weer bewegend,
in de wolkenloze lucht staan.
Tevreden keek Karto toen nog eenmaal
naar boven, nam de hand van Jantje en
trok hem zachtjes naar het huis. Aan
de toean en njonja vertelde hij, dat de
vlieger de hele nacht op wacht zou
staan over Gombong. Morgen tegen de
middag zou er pas regen komen en
daarvoor moest de vlieger binnen ge
haald worden. En zo
gebeurde het ook. Die
avond mocht Jan met zijn
vader even de straat over
steken om op de aloon-
aloon naar de vlieger te kij
ken. De lucht was helder,
maar door het zachte licht
van de wassende maan,
konden ze de vlieger heel
duidelijk zien. De jongen
was sprakeloos en ook ge
weldig trots op zijn vlieger,
die daar de wacht hield.
Toen hij eenmaal naar bed
was gebracht en met mama
had gebeden voor de nieu
we baby, waarna mama
hem een nachtzoen had ge
geven, dacht hij er niet aan
om meteen te gaan slapen.
Daarvoor was hij te opge
wonden.
Hij wurmde de ingestopte
klamboe los en kroop
zachtjes uit bed. Zijn
ouders hadden bezoek van de buren en
hoorden dus niet, dat het buitenraam
van Jantjes kamer werd open gedaan.
Nog eenmaal kon hij de vlieger zien...
en toen pas werd hij rustiger en kreeg
hij slaap.
Voordat de zon op was, de volgende
morgen, was Jantje al het veld opgelo
pen om te zien of de vlieger er nog was.
Een groot gevoel van blijdschap vervul
de hem, toen hij daar heel hoog in de
lucht zijn barong-vlieger zag staan
40