krijgt plotseling een flashback uit zijn eigen jeugd. Hij kreeg ook een rugzak om, op weg naar het jongenskamp. Hij was tien. De oude wonden worden echter pas goed opengereten als een van zijn beste vrienden plotseling sterft. De kampdo- den zijn dan lange tijd niet meer uit zijn dagelijkse leven weg te slaan. Al die gebeurtenissen wakkeren de behoefte aan om naar Indië (zoals Jan Indonesië blijft noemen) te gaan. In 1985 is het zover. Wanneer begon het info-centrum vorm te krijgen l Dat gebeurde ongemerkt. Aanvankelijk was ik alleen maar bezig met mijn eigen kampgeschiedenis en met die van mijn moeder, broer en zusjes. Ik kopieerde plattegronden en tekeningen van "onze" kampen. Later begon ik me ook voor het kampleven van mijn vader te interesseren. Hij had me ver teld dat hij in Struiswijk had gezeten. In mijn beleving was dat een vrouwen kamp, dus ging ik op zoek om dat verhaal bevestigd te krijgen. Vanaf 1986 brak de periode aan dat ik mee ging helpen bij reünies. Ik kreeg steeds meer materiaal in handen en kwam met allerlei mensen in contact. Zo ontmoette ik ook Henk Legemaate, een man met dezelfde passie. Ik ging boeken lezen over kampverhalen in Indië en begon een verzameling: boe ken, plattegronden, tekeningen, verha len, historische feiten. Mijn eigen zoektocht was voltooid en ik kon nu beginnen om anderen te helpen op roepen ook slechts de begin- en eind periode beelden en gevoelens bij me op. Toch is de zoektocht naar die lege plekken - hoe bescheiden ook - het beginpunt geweest.' Heb je voor die tijd nooit de behoefte gevoeld om over je ervaringen te pra ten1 In jullie gezin bijvoorbeeld1 Over het verhaal van 'de Ambonees' zegt hij: 'Ik moet dat op de een of andere manier nog eens natrekken. Of het wel klopt. Vader is van de ene op de andere dag gestopt met vertellen. Toch boeiden die verhalen me. In mijn herinnering was die tijd voor mij - als kind - heel avontuurlijk. Zelfs de dag dat ik afscheid moest nemen van mijn moeder om naar het jongenskamp te gaan, was spannend. Totdat ik 's avonds met mijn bordje alleen in de rij stond.' Toch is er ook iets van een kamptrauma bij Jan naar boven gekomen. Het dodenhuisje in het jongenskamp, de lijken die lagen te wachten om te worden begraven, blijken hun sporen te hebben nagelaten. Jan ziet die beelden weer opdoemen als zijn schoonvader overlijdt. Een ander moment dient zich aan als de dochter van Jan op ski-vakantie gaat. Ze is dan negen. Hij helpt haar een rugzak omdoen en 'In ons gezin werd wel over Indië ge sproken, maar niet over de nare erva ringen uit de kamptijd. Mijn moeder wilde dat liever niet. Vlak na de oorlog las mijn vader nog wel eens voor uit brieven van vrienden die over hun gru welijke ervaringen met de Kempeitai schreven. Hij heeft ook eens verteld over een kampgenoot, een Ambonees. Die man had een Japanner geslagen en zou voor straf de hand worden afgehakt. Toen het vonnis moest worden vol trokken, ging de Ambonees opnieuw die Japanner te lijf. Nu met een mes. Hij moest het met de dood bekopen.' Vervolgens lepelt Jan moeiteloos alle data en kampen op waar zijn vader in die tijd verbleef. 43ste jaargang - nummer 7 - januari I 999 27

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 27