POIKRIE'S
PERIKELEN
Bosambo
P5
moessQn
Wapengeweld hoort bij de
mens. Vanaf de eerste knots
slag in een grijs verleden tot
aan de jongste inslag van het
geleide projectiel hebben we
aangetoond niet genoeg te
hebben aan de blote vuist,
laat staan het woord.
Het enige punt waarop we
- in dit verband - vooruitgang
hebben weten te boeken, is
de vervolmaking van de
wapens die we nodig hebben
om elkaar af te maken.
Raar maar waar.
Kun je je ook afvragen hoe het komt
dat door de eeuwen heen zoveel men
sen bereid zijn geweest om op bevel en
met gevaar van eigen leven ten strijde
te trekken. Een bewijs van moed, zou
je denken, maar niets is minder waar.
Althans volgens een groot wetenschap
per uit het verleden. Die stelde name
lijk dat de aanval niets anders is dan
een vlucht naar voren. Hij onder
bouwde deze stelling met het niet eens
zo gekke argument dat de gemiddelde
krijgsman zóveel angst heeft voor zijn
almachtige superieuren, dat hij het
bevel tot de aanval niet durft te nege
ren. Zelfs al staat hij tegenover een zee
van blikkerende bajonetten en wacht
hem een zekere dood. Wat volgens die
wetenschapper ook een gewichtige rol
speelt, is de ijzeren wet dat bij lafheid
in het aangezicht van de vijand het on
omkeerbare proces van rapport-krijgs
raad-executie op gang komt. Een uit
weg is er dus niet.
Heethoofd eerste klasse
Ik kan daarover meepraten, want ik
heb zelf in zo'n onaangename situatie
verkeerd. Gelukkig maar één keer.
Dat ik me toen onverwijld bij de kudde
makke schapen schaarde die liever de
confrontatie met de vijand aanging dan
met de eigen bevelvoerder, was te wijten
aan die zelfde uit angst geboren volg
zaamheid.
Het is nu eenmaal zo dat, zo lang er
legers bestaan, er ook commandanten
zullen zijn die hun man
schappen een aan zelfver
nietiging grenzende gehoor
zaamheid weten op te
leggen.
Ik heb er een paar gekend.
Hoewel het weinig nut
heeft ze na zoveel jaren
nog aan de schandpaal te
nagelen, wil ik ze toch
vermelden.
Maar alleen met hun bij
naam, want voorzichtig
heid blijft geboden. Hier
zijn ze, in volgorde van
rang: majoor Bas Knalgas,
kapitein Iwan de Volstrekt
Overbodige, luitenant
Kromme Daan en adjudant
Krakas de Kraai.
Alle vier geboren tirannen,
die van Het Leger de vrije
hand hadden gekregen om
ons hun wil op te leggen en
daar met veel geestdrift
gebruik van maakten.
Dit in tegenstelling tot
onze pelotonscommandant
luitenant Bosambo. Hoewel een heet
hoofd eerste klasse, hoort hij beslist
niet in dat rijtje thuis. Bosambo was
gezegend met een overdaad aan spier
bundels en straalde een verpletterend
natuurlijk overwicht uit. Bovendien
beschikte hij over een overredings
kracht waar niemand iets tegenin kon
brengen. Bosambo hoefde alleen maar
zijn bovenlip op te trekken om ons in
de looppas richting vijand te krijgen.
Maar dat accepteerden we, al was het
dan noodgedwongen, omdat we wisten
dat hij zelf nergens voor terugdeinsde.
Ben Hur
Hoe groot Bosambo's macht over ons
was, trad op een ongenadige manier
aan de dag toen we vanuit Pendopo
met een paar Bren carriers plankgas
over de verhoogde weg naar de brug
over de kali Lengaran koersten. Links
en rechts lagen mangrovebossen. Die
brug was er niet meer, maar dat wisten
we toen nog niet. Onze carrier reed
helaas voorop, achter ons kwam die
van Bosambo en daarachter de rest.
Geen poep aan de knikker, totdat we
bij het uitkomen van een bocht een
dwars over de weg gespannen draad
zagen. 'Trekbom! Kleppen dicht, infan
terie naar voren,' was het eerste wat
ons als een bliksemschicht door het
hoofd schoot. In een begrijpelijke zucht
tóf
tot lijfsbehoud remde onze chauffeur
onmiddellijk af en maakte onze wagen
commandant het stopteken naar de
volgcarrier.
Maar tot ons afgrijzen werd van daar
uit niet gereageerd zoals wij hoopten.
Rechtopstaand in zijn strijdwagen, als
ware hij Ben Hur, gaf Bosambo ons met
gebiedende handgebaren te kennen dat
we de zweep er over moesten leggen.
Wat hij ons daarbij naar het hoofd
slingerde, konden we door het motor
geronk niet goed verstaan, maar het
had iets te maken met villen en looien.
38