Ons leven na de oorlog moessQn Gedoeng Halang Al gauw kwamen de eerste zieken in het kamp en ik gaf me op voor de dy senterie barakken. Het was hard en veel werken, maar het gaf wel voldoe ning. Ook in het grote kamp Gedoeng Halang werkte ik verder in de barakken. Die lagen aan de rand van de kampongs, zodat we vaak getrakteerd werden op beschietingen, vooral 's nachts. Maar we waren jong en avontuurlijk en von den het spannend! We zijn uiteindelijk een jaar in Gedoeng Halang gebleven, toen werd het kamp leeggemaakt en reisden we naar Bata via, waar een tante een huis voor ons had georganiseerd. Ik solliciteerde bij het Tjikini-ziekenhuis en kreeg een baan met opleiding. Iedere dag, na het werk, een cursus van drie a vier uur. Het viel niet mee om hard te werken en te leren, maar we gingen ook veel uit en maakten vooral plezier. Achteraf is dit de beste tijd van mijn leven geweest. Middenin mijn opleiding probeerde ik in wat rustiger vaarwater te komen en vroeg ik om overplaatsing naar Suma tra en na veel soebatten kreeg ik dat ook. Een half jaar gingen we mee met een Rode Kruis-wagen de kampong in, want de bevolking daar was er ook slecht aan toe. Holland Vanwege de politionele acties waren we weer in het militaire hospitaal nodig. spaard. Onverwacht moesten we bij mijn schoonouders intrekken, die in een flatje woonden en nergens op gerekend hadden. We sliepen in de huiskamer op een opklapbed, afschu welijk hoor! Dit hielden we twee maanden vol en toen ben ik op zoek gegaan naar iets anders, een kamer met gebruik van keuken. Emigreren Intussen zocht mijn man stad en land af naar een baan. Hij pakte ook allerlei losse karweitjes aan, want ons geld raakte op. Dit heeft een jaar geduurd en uiteindelijk leek het ons het beste om weer in militaire dienst te gaan. In 't begin viel het erg tegen. Mijn man was vaak weken weg naar Duitsland. Gelukkig werd hij overgeplaatst en vlakbij konden we een soort gammel zomerhuisje huren. We waren de koning te rijk, knapten huisje en tuin op en bleven er nog twaalf jaar wonen. Iedereen om ons heen kreeg een huis, maar wij niet, want we hadden geen kinderen. We wilden emigreren. Australië lukte niet; ik was Indisch. Amerika lukte wel, maar toen mijn man zijn ontslag wilde in dienen, kregen we binnen drie maanden een schitterende door zonwoning in een klein dorp. Intussen zocht en vond ik werk in de gezondheidszorg en later in de horeca. Het waren mooie jaren. We hebben 35 jaar in het dorpje op de Veluwe gewoond. Mijn man moest op 55-jarige leeftijd uit de dienst en heeft nog vijftien jaar ergens anders gewerkt. Drie jaar geleden zijn we bei den opgehouden met werken en verhuisd naar een mooie, nieuwe wijk in Amersfoort. We zijn tevreden, hebben wat ouder- domskwaaltjes. Maar kunnen nog steeds lachen. We zijn ook al tweemaal naar Indone sië geweest en gaan dit jaar weer. Ondanks alle veranderingen daar, trekt het nog steeds. Natuurlijk is dit een beknopt relaas en daardoor niet erg spectaculair. De dingen die we door de jaren heen meemaakten, goed en slecht, zijn weer een verhaal apart De bezettingstijd brachten we door in Buitenzorg, niet in een kamp, maar wel met alle angsten en ontberingen, die bij een bezetting horen. De bersiaptijd brak aan en we werden in het holst van de nacht uit huis gehaald en naar de dichtstbijzijnde missigit gebracht, waar we twee dagen verbleven, voordat we per grobak naar het klooster gingen. Mijn moeder en haar acht kinderen installeerden zich in een hoek van een grote zaal, waar we aten, dronken en sliepen. Ik was net achttien jaar en werd onmiddellijk naar de gaarkeuken verwezen. Heerlijk, ik hield van koken en was meteen weg uit onze familiehoelc. Daar leerde ik mijn man kennen, nee, niet als patiënt, maar als bezoeker. We trouwden en vestigden ons in Bandoeng. Mijn man was intussen gedemobili seerd en werkte als burger. Het was nooit ons plan geweest naar Holland te gaan, maar de soevereiniteitsoverdracht besliste anders, we gingen met de af tandse boot Soneerstelh Shire richting Holland. De boot deed er zes weken over en werd bij aankomst in Engeland gesloopt. Zijn laatste reis dus. Toen we IJmuiden binnenvoeren, hoor den we pas dat we niet opgevangen werden, omdat we wat hadden ge- 42 Tekst: Renée Scholten-Fisher Bogor (foto: J.F. Boon)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 42