POIKRIÉ'S PERIKELEN Blekok op de boekenkast f/Faftx. vr moessOn Vroeger konden ze me van alles wijsmaken. Nu ook nog wel, maar wat minder makke lijk. Al doende leert men, zeg maar. Wie me destijds goed voor de gek kon houden, was mijn vriend Carl. Mijn onverslaanbare vriend, mag ik wel zeggen, want hoe ik ook probeerde hem ertus sen te nemen, hij was me altijd te slim af. Alleen bij het baantjes trekken in zwembad Tirtomojo was ik Carl de baas, maar bij het duiken van de hoog ste plank liet hij me weer alle hoeken van het bad zien. Om over het 'kans zoeken' bij de kippen maar niet te praten, want daarin was hij me altijd een straatlengte voor. Lag ook een beetje aan het formaat oren, van mij Toch kon dat allemaal niet verhinderen dat we elkaar bleven opzoeken. Nederland Kort na de oorlog verloor ik Carl uit het oog. Begin jaren vijftig zag ik hem weer toen hij met zijn gezinnetje in een pension zat in Deventer. Daarna duurde het tot eind jaren zes tig dat we elkaar in Apeldoorn tegen het lijf liepen. Ik zat bij de Staf van het le Leger korps, toen hij bij de Staf van de mobi lisabele 5e Divisie werd geplaatst. Die staven waren elk ondergebracht in twee naast elkaar liggende gebouwen. Het weerzien vond plaats in de onder officierskantine. Kordaat als hij was, sleepte Carl me meteen mee naar zijn bureau. Ik zie het nog voor me: een sigaar in een mondhoek balancerend, introduceerde hij mij bij zijn dienst plichtige schrijvers als degene met wie hij een belangrijk deel van zijn jeugd had doorgebracht. 'Dat was het mooiste deel van mijn jeugd. Als ik jullie zou moeten vertel len wat wij samen hebben meege maakt, goed en kwaad, zou ik jullie hele diensttijd nodig hebben,' zei hij met veel nadruk. Die jongens lachten een beetje meesmuilend, maar Carl liet zich niet van de wijs brengen. 'Waar of niet, Japie', richtte hij zich tot mij. 'Dat kunnen deze knapen zich toch niet voorstellen? En meemaken zullen ze het al helemaal niet. Weet je nog wat we allemaal hebben uitge spookt?' Carl haalde alles uit de kast: het gerot zooi in zwembad Tirtomojo, het paard rijden in Tawangmanggoe en het los laten van een horde kikkers in het zwembad van dat vakantieoord, het leven in het kamp en daarna onze tijd bij het 5e Bataljon. Regen 'Hoe lom je deze knapen uitleggen dat hun jeugd niks voorstelt in vergelijking met de onze?' vroeg Carl zich in ge speelde vertwijfeling af. Hij had wel gelijk, want ondanks alle narigheid die er soms was, hebben we toen een prachtige tijd gehad en verschrikkelijk veel gelachen. Misschien wel het meest om de streken die we elkaar leverden. Ik bedoel die hij mij leverde. Carl was bijvoorbeeld in staat om tijdens de pauze van een film naar boven te wijzen en met een stalen gezicht te beweren dat er een blekok in de nok zat. Als ik dan keek, was 't 'tók' en had ik een slentik tegen mijn adamsappel te pakken. Deed zeer en klonk erg hol vanwege de goeie akoestiek van het gebouw. Ook presteerde hij het in Tawangmanggoe om me bij de afdaling van het steile slingerpaadje naar de waterval op een gruwelijke manier te grazen te nemen. 'Even mijn veter vast maken, ga maar alvast door,' was zijn smoes. Trapte ik er weer in en kreeg ik een bochtje verder een kleine 'water val' over me heen gesproeid. Kwam hij even later met een rotvaart langs me heen gestoven. 'Opschieten Japie, begint te regenen/ gierde hij het uit. Daar baalde ik ver schrikkelijk van, moest ik me beneden helemaal schoonspoelen. Dat was trouwens een van de weinige streken die ik hem met interest betaald heb kunnen zetten. Ongeveer op de zelfde manier, maar dan van achteren. Hoe precies, durf ik niet te vermelden, want ik schaam me daar nog steeds voor. Er werd toen flink over en weer gescholden, maar gelukkig nam Carl 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 12