- wat nog meer mee moest. Idris, een medewerker en vriend, heeft alle pape rassen opgevraagd. De hele koetoeboe- soek heeft hij ge-oeroest. Geen cent oeang sogok. Hij kende de ambtenaren allemaal, daar hij voor de belanda's altijd de verblijfspa pieren moest regelen. De nodige afscheidsbezoek- jes en party's gingen in een roes voorbijHet enige wat de pret drukte, was dat ik mijn zusjes en broertjes moest achterlaten; die zouden later komen. Afscheid Op de dag van vertrek liep alles op rolletjes. Ik zou door mijn zus, broertjes en vrienden worden afgeduwd. Bij Priok aangekomen was het een gezellige drukte. Velen zag je achter hun zak doek sniffelen. Ik bleef zo lang als ik het uithield bij mijn groepje op de kade staan. De betekenis van naar Holland gaan begon toen goed tot me door te dringen en maakte me verdrie tig. Ik heb ze allemaal een knuffel gegeven en constant gedacht, jullie zie ik allemaal binnenkort wel terug. Maar onze baboetjes Sal, Djenab en Mas niet. En mevrouw Moehidin, Sariman de toekang betjak, zou ik hen ooit nog terugzien? Vlug door de douane en aan boord aan de reling staan en met serpentine naar je groepje gooien wanneer de stoom fluit gaat. Dan proberen zo lang moge lijk de serpentine heel te houden. Het was wel symbolisch. De serpenti ne brak en mijn verblijf in Indië kwam ook tot een einde. 'Lieve Heer, laat ze ook gauw naar Holland komen,' pre velde ik. Intussen tuurde ik de kade af en ik kon mijn jongste broertje maar niet ontdekken. Ik werd een beetje paniekerig en mijn lip begon vervaar lijk te trillen. Door mijn tranen heen zag ik de kade met al die vertrouwde gezichten hoe langer hoe meer vervagen. Waar was dat joch toch? De meesten waren al van de reling weggelopen om in de eetzaal iets te nuttigen. Ik bleef aan de reling staan en wilde er niet aan dat ik Dickie niet meer had kun nen groeten. Priok was een drukke haven en er voeren altijd wel kleine motorbootjes rond, maar er kwam er één aanvaren die moeite had om langszij te komen. Ik zat geboeid te kijken of dat kleine ding deze grote oceaanreus bij kon benen. Wij voeren uiteindelijk nog langzaam. Ik was mijn verdrietige ge dachten vergeten en spoorde in gedach ten het motorbootje tot groter spoed aan. Ik zag een figuurtje zwaaien en gillen en hoorde mijn naam roepen. En ja hoor, daar in dat bootje zat dat joch van een paai' turven hoog, die, met een van mijn vrienden als ver rassing mij 'uit wilde varen'. Het bootje maakte een paar speelse rondjes en zigzaggend voer het weer terug de haven in. Dag lief land, eens kom ik terug, dit is geen afscheid, dacht ik nog. Zeecavaliers Op zee raak je sneller ver liefd dan op het vaste land. Maar wat wil je ook als een van de weinige teenagers en dan zo veel officieren. Ze deden allen hun best om het de passagiers naar de zin te maken. Moeders en vaders van de wat jongere meisjes hadden ogen en oren te kort om hun kroost in de gaten te houden. We hadden al snel Anschluss en wer den meegevraagd om te passagieren, dat werd dus Singapore. Eén voorwaar de werd gesteld en dat was dat de heren ons zouden vergezellen in uni form, zo niet dan ging het over. De mannen wisten de weg en vertelden het een en ander. Ze hadden gewillige toehoorders, want we geloofden alles. We waren tenslotte nooit in het bui tenland geweest. Ik hoef verder niet te vertellen hoe de 17 «iiVlIimillKllllf 43ste jaargang - nummer 8 - februari I 999

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 17