Bami goreng speciaal De Poppers moessQn Tekst: Ed Brodie Het was erg druk op de bovenste etage van warenhuis Matahari in Yogyakarta. Hedy, een wat nerveuze, Indische dame van rond 60 jaar, ging na zo'n 45 jaar voor het eerst weer naar Indonesië. Bepakt met zwarte plastictasjes, sommige bedrukt met Mata hari en haar eigen leren bood schappentas, zat ze te wach ten aan haar tafel, nummer 14, op de bestelde bami goreng speciaal. Het wachten duurde wel heel erg lang, maar ja, na de hele dag boodschappen doen in de zon, was het wel lekker om even te zitten en uit te blazen met AC. Eindelijk, eindelijk kwam de pelayan met haar lang bestelde bami goreng. Oh, wat ruikt het lekker. Hedy wilde net beginnen met eten toen ze ontdekte dat de pelayan het bestek vergeten was. Maar ndak apa, even zelf halen. Weer wachten. Payah, dacht ze, maar ze kreeg uiteindelijk haar bestek. Met een vriendelijke lach zei de dame achter de kassa: 'Maaf, nyonya'. Terugkomend bij haar tafel zag ze tot haar verbazing een oude Indonesiër rustig en op zijn gemak happen nemen van haar warme bami goreng! Wat is dit, dacht ze, kurang ajar, werkelijk dese vent! Kwaad en ruw trok ze een stoel vanon der het tafelblad, ging zitten en begon ook grote happen te nemen van haar bami goreng. De oude Indonesiër keek haar aan, glimlachte en ging verder eten, met zijn tweeën uit één bord. Na zijn laatste hap stond hij op, glim lachte weer en was verdwenen. Toen Hedy ook weg wilde, ontdekte ze dat alle plastictasjes en haar leren bood schappentas met geld en papieren ook weg waren. Potverdorie! Betul... betul... sialan dese! Ze liep al vloekend naar de kassadame. Het meisje achter de kassa lachte weer vriendelijk toen Hedy de politie of satpam (bewaking) wilde laten komen en ze al haar geklaag aanhoorde over de verdwenen tassen en de mee etende man. 'Tidalc usah nyonya, sabar dulu nyo nya, jangan bingung.' 'Sabar? Apa sabar? Panggil polisi!' zei Hedy op een niet leuke toon. Tekst: Oed Na het lezen van de artikelen Idols are forever in de Moessons van mei (pagina 18) en juli (ook pagina 18) 1998, gingen mijn gedachten uit naar de bezettingsjaren in Batavia, de jaren die mij en mijn leeftijd genoten hebben beroofd van onze jeugd, van een normale middelbare schooljeugd. We moesten namelijk op allerlei mogelijke manieren proberen om ons hoofd boven water te houden. Onze broers en sommige vaders waren geïnterneerd of krijgsgevangen en dus moest je met je zuster(s) trachten om aan oewang blandja te komen voor ma. Dit gebeurde op allerlei manieren. Bijvoorbeeld door kleren te maken of te herstellen, lekkere hapjes (kroketten en dergelijke) te verkopen, tjatoeten, et cetera. In het begin van de bezetting had je wel bedeling in de Nassaukerk. Van wie het uitging, weet ik niet, maar aangezien het in de kerk plaatsvond, zal het wel een kerkelijke organisatie geweest zijn. De eerste maanden werd er hier en daar thuis les gegeven door leraren en leraressen, die nog niet waren geïnter neerd, zoals in de Rivierenlaan en later bij ir. De Sturler thuis, tot ook zij achter de kawat verdwenen. Nu had je aan de Tjikinilaan (in het Het meisje pakte haar hand en liep samen met Hedy naar tafel nummer 14 en ja hoor, daar lag haar bami goreng speciaal. Koud en ngendal. De plastictasjes en haar leren bood schappentas met de papieren en geld er in stonden naast de tafel! 'Silakan duduk nyonya, jangan bingung,' zei het meisje vriendelijk en lachend. Die Hedy, verlegen natuurlijk en die oude Indonesiër, aduh kasian hij, dat komt alleen maar door haar bami goreng speciaal linkerpaviljoen van het grote huis dichtbij Raden Saleh) een organisatie P.O.P. geheten, ik meen dat het een afkorting was van Penoeloeng Orang Peranalcan. De heer Rraus zwaaide er de scepter, bijgestaan door de heer Martherus en mevrouw Catalani. In de grote voortuin van dat gebouw stond een aantal karren, zoals beschre ven in eerder genoemde Moessons. Je ging er 's ochtends naar toe en wachtte tot er een trek was, hoofdzake lijk het vervoeren van meubilair, maar soms ook andere dingen, zoals soep van Jenne aan de Goenoeng Sari naar Tjikini brengen (later naar de Spoor- laan). Dit werd meestal gedaan door Fokke Steinfort met een paar anderen. In de loop van de tijd ontstonden er vaste ploegen, die een vaste kar had den. Zo had je de ploeg van Carlo Loth, van Alex Theuvenet en van Dick Winterkamp. Ik behoorde tot de laatste, samen met Didih Goossens, Benno Horhorroe (later vervangen door Boetie Siahahaja). Drie jongens duwden achter de kar en één stuurde met de dissel en trok aan een lus om de schouder, die aan de kar verbonden was. Aan de achterkant van onze vaste kar, die bij Dick Winter kamp werd gestald, hadden we B 19 gekerfd, het type zware bommenwerper van de Amerikanen. Als wij op weg gingen met een lege kar en wij kwamen bij een helling naar beneden, dan namen wij ruimschoots ervoor een aanloop. Op topsnelheid sprongen wij dan op de kar. Benno - als hij het stuur had - draaide zich om en deed net of hij een boord schutter was, met zijn handen een mitrailleur vasthoudend en het knallen nadoend. Hoe het verder ging met de Poppers vertel ik een volgende keer 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 40