Drama in Padang Pandjang P#T eYtocl. TetQ iro 6685 moessQn Het volgende had plaats omstreeks 1938 in Padang Pandjang, Sumatra's Westkust. De jonge Duitser, zijn Suma- traanse vrouw en vier kinde ren waren uitgenodigd op een feest bij de familie Hoyer in Padang Pandjang. Mevrouw Hoyer was de zuster van de Paman Kapis, die kapelmees ter was bij het KNIL-garni- zoen in Fort de Koek. Paman Kapis had twee zoons, Paiman en Osman. Terwijl Paiman als een goede jongen opgroeide, werd Osman een raddraaier, die elke keer als hij weer een vergrijp had gedaan door de plaatselijke politie tijdelijk werd opgesloten, tot groot verdriet van zijn vader. Voor het oude, Indische huis waren in de ruime voortuin, die omringd was met een pagger van zonnebloemen, tafeltjes met stoe len uitgezet voor de gasten. De drum band was geplaatst op een verhoogd platform en grote Stormking gaslan taarns verlichtten de tuin. Natuurlijk was er, zoals op elk Indisch feest, volop eten voor de genode gasten, die zich eraan te goed deden teiwijl de band onder leiding van Paman Kapis militai re marsmuziek ten beste gaf. Ajoh, kasih berang Het was al aardig donker toen de jonge Duitser en zijn familie, die het gezellig samenzijn van het open voorportaaltje hadden geobserveerd, besloten zich bij de gasten aan te sluiten. Net, toen hij de trappen afliep, sprong een woest uitziende jongeman uit de omringende pagger naar voren, die wild zwaaiend met een berang (kap mes) woedend naar de menigte keek en bedreigingen uitgilde. Hij bleek Osman te zijn, de zoon van Paman Kapis, het zwarte schaap van de familie. Zijn plotselinge en onverwach te aanwezigheid, de woedende blik in zijn ogen en het zwaaien met de berang, veroorzaakte dat de drumband abrupt ophield met spelen en het gezellige geroezemoes van de gasten werd vervangen door een doodse stilte. Niemand verroerde zich en alleen de insecten, die om de schel uitstralende Stormking lampen vlogen, fladderden ongestoord rond. De jonge Duitser, die de familie goed kende en de jongens van kleins af op had zien groeien, was de enige persoon die reageerde. Rustig en zelfverzekerd, geldleed in zijn witte tropenkostuum met djas toetoep, liep hij langzaam met afgemeten passen op de wild zwaaiende jongeman af. Zijn vrouw, die verschrikt haar man nog probeerde te weerhouden gilde: Awas, Boebie!' Niets weerhield hem echter, ook niet de nog steeds met de berang zwaaiende Osman. Op ongeveer twee passen afstand van Osman stopte hij, stak zijn hand uit en zei in het maleis: 'Ajoh Osman, kasih berang,' en maan de hem met een handbeweging aan zijn verzoek te voldoen. Al die tijd had hij met een doordringende blik de jongeman recht in de ogen gekeken. Trots Osman hield op met het zwaaien van de berang. Langzaam ging de arm die het wapen vasthield, omlaag. Hij sloeg de ogen neer en reikte het mes over aan de jonge Duitser. Bruusk keerde hij zich om en zonder wat te zeggen sprong hij door de opening van de pagger waar hij doorheen was gekomen om in het duister van de nacht te verdwijnen. Dit angstwekkende tafereel heb ik nooit kunnen vergeten. Het was een vertoning van moed van het zuiverste water, het zich vrij-willig aan dodelijk gevaar blootstellen. Hij kreeg er geen medaille voor, noch vroeg hij om erkenning. Hij sprak er nooit over, maar de jongen die dit alles had waar genomen, vervulde hij met trots in het hart. Die jongen was ik, zijn zoon, die dit drama nooit heeft kunnen vergeten. Ik heb me altijd afgevraagd, wat er in die woeste jongeman moet zijn omge gaan, toen hij die niets vrezende man op zich af zag komen. Zag hij in hem de vader, die hem leiding had kunnen geven en hem op het rechte pad had kunnen leiden? Een paar maanden later hoorden wij, dat Osman van een KPM-boot, op reis van Sumatra naar Java, in zee was gesprongen om zo een eind aan zijn leven te maken Onze reserverekening voor moeilijke dagen! Moesson wil geen subsidie. Het wil voortbestaan alleen als u dat wilt. Met uw steun poekoelen wij teroes! Hieronder laten wij, onder hartelijke dankzegging aan alle schenkers, de verantwoording volgen van de giften die zijn binnengekomen op de reserverekening van Moesson. Januari 1999 I.H.P. v. Diggelen 25,- W. Doral 12,50 J. Erenstein-de Haan 25,- mw. M.J. Frenks-Verhoef 100,- O. Norel 100,- NN 25,- A.N.H. Sanger 10,- mw. G.Y. Noordam-Weijgers 25,- G. Vreeman-Landman 40,- H.H. v. Winckelmann 10,- Totaal in januari 367,50 16 Tekst: Louis Pauselius

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 16