mogelijk, zo gaf men te verstaan,
wanneer hij aan één voorwaarde kon
voldoen, te weten, dat hij een Europese
administrateur ging aanstellen.
Tan Tjoan Bie kon niet anders dan
daaraan voldoen, hoe pijnlijk het
daarbij voor hem ook was, nu zijn oom
te moeten ontslaan.
Het toeval wilde dat vader, na allerlei
functies in diverse suikerfabrieken
(onder andere te Sroeni en te Djatiroto)
te hebben vervuld, in deze tijd juist
zonder werk was en dus beschikbaar
leek. Toen een beroep op hem werd
gedaan, nam hij inderdaad deze baan
aan van, zou je tegenwoordig zeggen,
crisismanager.
Vader kon zich er later ook vestigen
met zijn gezin, vrouw en beide kinde
ren Zus en Jean Pierre, en Kebon
Agoeng werd langzamerhand zijn grote
liefde. Hij kon er veel over vertellen,
verhalen die het navertellen zeker
waard zijn, maar hier is het slechts de
bedoeling, om uit zijn brief te citeren.
...In 1918 kwam ik als nieuwe admi
nistrateur op de goed bemande, maar
slecht beheerde suikerfabriek Kebon
Agoeng, een prachtig gelegen suikeron
derneming met vruchtbare gronden en
volop water uit de rivier de Brantas en
de zijrivier de Metro, die respectievelijk
ontsprongen op de Ardjoeno en de
Kawi. Het suikerareaal was gelegen in
de idyllische hoogvlakte van Malang
omsloten door Ardjoeno, Kawi (met
daarboven in het westen de Keloed), het
Bromocomplex met de hoge Smeroe-
kegel in het oosten en het Zuider
gebergte in het zuiden. Vele van deze
bergen zijn nog actieve vulkanen.
Op de glooiende berghellingen, waar de
sawah's opkropen, lagen de weelderig
groene dorpen met een welvarende en
gezonde bevolking. Een heerlijk land in
een heerlijk klimaat.
Het was nodig om het onbekwame
personeel te vervangen door gerouti
neerde technici en ervaren planters, die
de mogelij Wieden welke de onderne-
ming bood konden uitbuiten. De eerste
oogst werd echter vernield door de
uitbarsting van de Keloed. De uitbar
sting werd door de familie en vrienden
van de Chinese eigenaar toegeschreven
aan de hemelse straf voor het ontslaan
van het Chinese personeel en enkele
Indo-Europeanen. De eigenaar en
vooral zijn voortvarende
vrouw werden door mij en
haar Europese vrienden
omgepraat, door te betogen
dat hijzelf, als hij straf ver
diend had, zeker in de lahar-
stroom omgekomen zou zijn,
maar niet de onnozele
slachtoffers, die bij honder
den omkwamen en die met
de fabriek niets te maken
hadden gehad.
Er heerste echter duidelijk
een vijandige stemming bij
het nog aangehouden oude
personeel. Deze spitste zich
toe toen ik de eerste machi
nist Van Eel na afloop dei-
noodlottige campagne
wegens onbekwaamheid
moest ontslaan. Van Eel
kwam uit Solo en probeerde
zich, technisch onderontwik
keld, staande te houden door
Weine slamatans te geven
voor de kwade geesten van
onvoldoende behandelde
machines. Hij nam zijn
congé met een poker face op,
bewijs dat hij het niet nam,
en ik hoorde al gauw dat hij het hoger
op wilde zoeken, eventueel bij de
TAMU DIHARAP
LAPOR .SATPAM
Talka, de chauffeur en eerst ook huisbediende.
Later ook iets als 'hoofd van de huishouding'.
De oude 'besaran' van de suikerfabriek
Kebon Agoeng (Oost-Java) in 1992,
met links het logeerpaviljoen en rechts
de woning van de administrateur.
r~™-