moessQn
geesten. Daardoor werd de zaak per
soonlijk.
Hij snoefde, in bijzijn van loyale em-
ployées, dat er uitgemaakt zou worden,
wie van hout en wie van ijzer zou
blijken te zijn. Mijn trouwe Ambonese
vriend Lucas, die ik als chef op de
suikerfabriek Sroeni uit de moeilijkhe
den had geholpen, kwam mij ijlings te
hulp. Hij woonde in Malang en behal
ve het nieuws van Kebon Agoeng wist
hij ook dat van alle omliggende onder
nemingen. Lucas, zelf een expert gees
tenkenner, waarschuwde mij, dat het
zeker op een poging van goena-goena
zou uitlopen.
'Is het niet gevaarlijk, Lucas?' vroeg ik.
'Als u helooft, wel/ zei Lucas. 'Als u
niet helooft, niet. Maar echt niet
heioven, niet alleen zèhhen!'
'Dan is het niet gevaarlijk, Lucas.'
Ik dacht zo, zo lang het ten minste bij
bezweringen blijft, maar de zaak wordt
anders, als er vergif bij toegediend
wordt.
Nu had ik een trouwe huisbediende en
chauffeur Talka, door Lucas uit Sidoardjo
(bij Sroeni) voor mij gezocht, wiens
vrouw Moerti kokki was, terwijl een
Christenmeisje Roemanti opgevoed bij
de zendelingen, voor Zusje en Jean
Pierre zorgde. Er was dus weinig kans
op toedienen van vergif, mijn mensen
waren onomkoopbaar.
Toch wilde ik geen risico lopen door al
te weinig voorzorgen en schakelde daar
om nog een toegewijd man in, name
lijk Koesen, een oud-machinedrijver
uit Sroeni, die mij op de fabrieken
Djatiroto en Soemberdadi trouw ge
volgd had en ook op Kebon Agoeng
een baan in de fabrieksgoedang had
gekregen.
Koesen had op Sroeni de derde molen
machine bediend en was daarbij op de
gladde cementvloer uitgegleden en met
zijn arm in het vliegwiel geraakt.
De arm werd afgeslagen. Invaliditeit
betekende voor een Javaan armoede en
werkeloosheid. Toen hij uit het zieken
huis ontslagen was, kwam Lucas bij
mij een goed woordje voor hem doen
en heb ik Koesen lezen en schrijven
laten leren en hem in het fabrieks-
magazijn te werk gesteld. Deze man
verzekerde mij, dat hij een oogje in het
zeil zou houden en als mata-mata zou
fungeren.
Op een dag keek ik vanuit mijn kan
toor, dat aan de grote weg Malang-
Kepandjen lag, toevallig op (duidelijk
telepathisch gewaarschuwd) en merkte
een oude Hadji op, die krom en gebo
gen langs schuifelde. Een vreemde
figuur met groene tulband, witte kaftan
en een grote groenkatoenen paraplu. Ik
voelde meteen, dat dit een goena-goena
vertegenwoordiger moest zijn, uit Solo
waarschijnlijk.
Koesen die achter hem aangestuurd
werd en dus toevallig in het huis naast
Van Eel moest zijn, bevestigde mij de
samenkomst van de samenzweerders.
Berichtte nog nader, dat één der fa-
briekswakers, ook afkomstig uit Solo,
een paar dagen verlof had gehad
wegens ziekte van zijn moeder en de
Hadji had meegebracht. Koesen atten
deerde mij erop dat de waker juist
dienst had bij de ketels en ik hem dus
kon ondervragen.
In de lege fabriek met de dode machi
nes, de grote kookketels op de hoge
bordessen, de gedemonteerde pompen,
de rijen centrifuges en de wirwar van
leidingen en pijpen klonken mijn
voetstappen hol en spookachtig. Bij het
ketelhuis zat rustig de waker op zijn
matje. Ik ging op hem af. Hij stond op
en ik zei geïnteresseerd: 'Zeg djaga, die
Hadji die je gehaald hebt voor toewan
Van Eel is die mandi (heilig) Anders
zal het moeilijk voor hem zijn, want ik
ben van ijzer.'
Om daar wat kracht bij te zetten sloeg
ik hard met mijn knokkels op mijn
schedel. De waker sloeg een sembah
en bezwoer bij een ogenblikkelijke
dood, dat hij van deze Hadji nog nooit
had gehoord. Dit bevestigde de zaak en
gaf mij toch wat kippevel.
Thuis bedacht ik bij ingeving een ant
woord. Op het grote achtererf, tegen de
buitenmuur van de sawah's, plaatste ik
zes lege flessen op een halve meter
afstand en haalde mijn revolver, die
grootvader vanwege dit gevaarlijke land
mij meegegeven had en die sindsdien
in een koffer had gelegen, te voorschijn
en schoot op veilige afstand de zes
flessen aan gruzelementen. De knallen
werden over de gehele onderneming
gehoord en de eerste die verscheen was
de verbaasde Talka.
'Wat doet u?' vroeg hij nieuwsgierig.
Ik zei: 'Ik schoot net zes Hadji's dood,
Talka.'
Een half uur later vroeg Van Eel ver
vroegd congé, omdat zijn moeder
gestorven was en hij vertrok samen
met de Hadji, uitgeleide gedaan door
Koesen, die toevallig ook naar het
station moest voor de trein naar Sido
ardjo, wat een mooi eind op weg was.
Ik heb noch de Hadji of Van Eel ooit
weergezien en hier eindigt mijn spook
verhaal.
Ik heb gelukkige dagen op Kebon
Agoeng doorgebracht en met bekwame
en toegewijde mensen kwam de onder
neming tot grote bloei...
24
.(K08PBI)
Met een antiek locomotiefje wordt geoogst suikerriet over een smalspoor
vervoerd.