Soepir moessQn Siberië Hou oud is de kakkerlak eigenlijk? Men zegt dat hij in de laatste 300 miljoen jaren geen haar veranderd is en dat er wel 3500 verschillende soor ten zijn. Hier hebben we al genoeg aan de Blatella Germanica, de Duitse kakkerlak, die niet groter dan 2 centi meter en bruin van kleur is en die twee zwarte strepen heeft achter zijn kop. Plus de Periplaneta Americana, de Amerikaanse kakkerlak, met sterke vleugels, die heel ver kan vliegen, evenals de Periplaneta Australasiae (Uit: Florida Insects: Lewis Maxwell, 1994), de Australische kakkerlak. Deze komen van buiten je huis inkrui pen en zoeken de warme, donkere plaatsjes op waar ze zo gek op zijn. Als je 's nachts het licht onverwacht aan doet, loop je wel eens tegen ze aan. Men zegt dat de Aziatische kakkerlak wordt aangetrokken door kunstlicht. Nou, dat verklaart dan weer waarom we ze meestal 's avonds zagen. Deze soort kakkerlak is sinds ongeveer 1985 voor het eerst hier in centraal Florida gesignaleerd en wordt nu al honderden mijlen ten noorden hier vandaan gevonden. Het schijnt dat kakkerlakken overal gedijen en we hebben het aan ons zelf te danken dat ze nu over de hele wereld zitten. Ik geloof tot zelfs in Siberië. Ze gontjengen op sche- pen, in vliegtuigen en in je bagage, wanneer je van het ene werelddeel naar het andere vliegt. Zn, sta hier - even bij stil, je draagt ze persoon- K1 lijk, in of onder je koffer je huis binnen! Het Engelse woord I insect wordt soms als scheld- woord gebruikt en men moet dan wel aan de kakkerlak denken. Ja toch? Kakkerlakken zijn, geloof ik, zo oud als de wereld en als straks de wereld niet meer bestaat zoals wij het vandaag kennen en wij met zijn allen al lang niet meer bestaan, dan kruipen ze nog steeds onuitroeibaar rond. Ze kunnen gaan en staan waar ze willen, want er zal dan geen mens meer zijn die ze vies vindt en ze hart grondig plat trapt. Come to think of it, misschien is het helemaal niet zo gek om een kakkerlak te zijn Onze chauffeur oftewel soepir was een wijze man. Hij reed goed en hij repareerde en onderhield ons V8 Fordje uit 1936 prima. Daarnaast was hij een uitstekende timmerman en ik heb van hem geleerd hoe je de tanden van de hand zaag kunt vijlen en hoe ik mijn schaar moet slijpen. Bovendien had hij een werpnet ge knoopt waarmee mijn broer Wim en ik gevist hebben langs het zeestrand in de baai van Batavia. Soepir zelf was ook een enthousiast visser. Hij hengelde in Tandjong Priok, wanneer wij ons daar op het water vermaakten. De man was altijd bezig met het ma ken, repareren of verbouwen van iets nuttigs... om kort te gaan, onze chauf feur was een man met veel talenten. Zo had hij geleerd dat je ook vissen kan vangen in de rioleringsbuizen, onder onze straat. Tussen de middag, wanneer er weinig of niets gaande was in de Bataviase hitte, werden er vislijn tjes neergelaten via de metalen roos ters aan de kant van het wegdek. Deze werden dan later op de middag opgehaald en hij kwam geregeld met een lekkere ikan Iele thuis. Hij bracht mij de beginselen bij van het autorijden, dat vaak met horten en stoten ging, tot zijn groot amusement. Zo stonden we dan op een middag te wachten aan de spoorwegovergang Gondangdia tussen de Nieuwe Tama rindelaan waar wij woonden en Menteng. Het was niet ver van het nu gesloopte Van Heutsz monument. Weten jullie nog wel? De bomen waren gesloten, er was een trein op komst. Daar stonden we; Soepir en ik op de voorbank, en moe der achter, met naast ons een sado. Plotsklaps besloot de koeda zijn blaas te ledigen en de stilte werd doorbroken met het geluid van een spetterende waterval van paardenpis die wegstroomde over het hete asfalt. Onze chauffeur zat dat alles eens kalm te bekijken met zijn arm rustend op zijn deur. Toen met het laatste drupje de rust was weergekeerd, keek hij me aan met zijn grinnikende ogen en zei: 'Keloear benzien.' Wat hebben we gelachen. Omstreeks diezelfde tijd was broer Wim op de een of andere manier bezweken onder de ouderlijke druk en begonnen met vioollessen. De jongen deed zijn best en was van goede wil, maar het resultaat was niet wellui dend. Het commentaar van onze chauffeur tegen mij op de overigens stille avond was: 'Sinjo Wim, main pientoe.' Wat hebben we gelachen. Soepir was inderdaad een wijs mens, hij is niet vergeten 38 Tekst: Guus Mertens

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 38