Over diamantairs is, zover ik weet, nooit iets geschreven.
Geen wonder, want het betrof maar een handjevol mensen,
waaronder mijn vader.
Zij vertegenwoordigden diamantbedrijven in Europa (Nederland,
België, Engeland) en Amerika. Hiervoor reisden zij regelmatig
door Java en soms ook naar andere eilanden in de archipel.
Het was hard werken, onder moeilijke omstandigheden.
Hun klanten waren, behalve de
juweliers in de steden, ook
particulieren, onder andere
Chinezen, Javanen en Arabieren.
Dit kon ik opmaken uit de namen, die
ik mijn vader hoorde noemen wanneer
hij verslag uitbracht aan mijn moeder:
Bibi Wan Teh, Prawirosuprapto, Hadji
Abdul Rachman.
Zij kochten geslepen diamant als geld
belegging of voor eigen sieraden, of als
cadeaus bij speciale gelegenheden,
zoals huwelijken in de familie. Soms
fungeerden deze mensen als tussen
persoon voor aankoop voor hun eigen
relaties.
Ongewapend
De meeste diamantairs kenden elkaar,
waren eikaars concurrent, maar waren
tevens bevriend. Zij woonden voorna
melijk in Batavia, Bandoeng, Djogja,
Soerabaja en Solo. De klanten woonden
heel verspreid en soms in afgelegen
kampongs. Het is onvoorstelbaar hoe
rijke Chinezen onder zeer primitieve
omstandigheden woonden. Hun kinde
ren leefden later met de geërfde bezit
tingen in een veel luxueuzer stijl.
Met veel moeite waren deze afgelegen
kampongs per auto te bereiken, vooral
in de regentijd.
Praktisch iedere maand bezocht mijn
vader tijdens een veertiendaagse rond
reis per auto, bestuurd door onze chauf
feur, zijn klanten in Oost-, Midden- en
West-Java. Hij had een tas bij zich met
partijen geslepen diamanten met een
totale waarde van tenminste 25 dui
zend Nederlands-Indische guldens.
Dit zou gerekend in hedendaags geld
overeenkomen met ongeveer 300
duizend gulden.
Mijn vader en velen van zijn collega's
39
Tekst: Jacques Lisser
Op de foto van links naar rechts:
Maurice Pelgrims, Jo Komkommer, Jaap
Lisser, Aron Guthwirth, Hans Elion,
43ste jaargang - nummer 9 - maart i 999