Evacuatie
ff oog eveen
'puAur MaIam
*pci&ur MaUon
22, 23 en 24 mei
1999
moessQn
Het is avond, 1995. Met mijn
jas aan sta ik te wachten op
de oproep om te vertrekken.
Buiten raast de wind en
zwiepen beurtelings hagel en
takjes tegen de ruiten.
En als ik goed luister, hoor ik
het klotsen van de hoog
gewassen rivier tegen de dijk
waarachter ons huis ligt.
Destijds, in Magelang, stond ik
ook met een gevoel van be
klemming te wachten op mijn
beurt om plaats te nemen in de truck.
Crash evacuation. Als mieren waren
de opgehitste nationalisten uit het
ravijn omhooggeklommen en hadden
de ziekenhuizen onder vuur genomen.
Dagenlang hadden de kogels tegen
muren en beschermende houten schot
ten geketst. De situatie was onhoud
baar geworden. We moesten weg.
Lichte maannacht
Air, daar wordt gebeld. Ik laat mijn ogen
nog even langs de kale ruimten van de
beneden-etage gaan. Alles is in orde.
Als er nu maar niet wordt ingebroken,
dan kan er verder niets gebeuren.
Een hele rij bussen, deels al gevuld met
mede-dorpelingen, staat klaar voor
vertrek. Ik gooi mijn 'vluchtkoffertje'
in het bagagenet en neem plaats.
Hoe lang gaat dit avontuur duren?
Het regent nog steeds en naar buiten
kijken is niet mogelijk. De ramen zijn
beslagen, het water druipt eraf.
Het ruikt muf naar natte kleren.
Nadat ze de zieken hadden ingeladen
- arme mensen, wat is er die dagen
met ze gesold - kon ik naast de chauf
feur in de nauwe cabine gaan zitten.
De trucks waren bekleed met matras
sen om kogels te smoren voor het ge
val wij vanuit de heuvels zouden wor
den beschoten. Een zwaar bewapende
soldaat stak uit een mangat naast de
bestuurdersplaats omhoog met een
mitrailleur dreigend in zijn handen.
Achteraan, tegen de klep van de laad
bak zat er nog een, eveneens met een
machinegeweer.
Toen de stoet zich in beweging zette,
dacht ik aan de pannen soep die ter
compensatie klaar stonden in de keu
ken, aan de voorraad-ruimten vol
etenswaar, de kasten vol medicijnen.
Dat alles zou dus zonder slag of stoot
in handen van de extremisten vallen.
Buiten in de lichte maannacht deed
niets aan oorlog denken. De maan
toverde zilveren streepjes langs de
palmbladeren van de klappers, trillerig
bewegend in de wind. Aan de ene kant
van de weg staken de bergen donker en
massief af tegen de lichte hemel, aan
de andere kant schitterde het water hel
op tussen magere plantenbundeltjes
in de sawahs. Maar achter ons, vooral
goed zichtbaar in de bochten van de
weg, hoverde een oranje-rossige gloed
boven de stad die wij net verlaten
hadden.
l'Histoire se répète
Na enige uren gestaag doorrijden in
het donker komen wij aan in de ver
lichte straten van T. Het licht glim-
mert op het natte asfalt. Het monotone
gebrom van de motor en het zachte
deinen van de touringcar heeft mij half
in slaap gebracht. Wij stoppen bij een
groot gebouw dat een verzorgingshuis
blijkt te zijn. Daar worden de hoog
bejaarden die niet precies begrijpen wat
er allemaal met ze gebeurt, liefdevol
ontvangen. Dan zoeven we door naar
een ander groot gebouw, dit bevat een
enorme zaal, waar zich rijen ijzeren
stapelbedden bevinden, keurig voorzien
van het nodige beddengoed. Enigszins
verbluft zien wij dit aan. Van privacy is
geen sprake. Het is een plek om te
slapen en verder niet. Naast deze zaal
is er wel een andere die men gezellig
heeft trachten te maken met vele
tafeltjes, bloemetjes erop, fauteuiltjes
en kasten vol met spelletjes en boeken
om de tijd door te komen. Ik lues een
bovenbed. Als de laatsten ook eindelijk
zijn gaan liggen en de lichten gedoofd
worden, overvalt me het eigenaardige
gevoel van l'histoire se répète, van
déjd-vus. Lag ik vijftig jaar geleden ook
niet op een zaal met veel mensen en
hield ieder geluid van zo velen in één
ruimte me niet uren uit de slaap?
Het konvooi van dertig trucks gevuld
met doodzieke mensen, min of meer
veilig weggestopt achter de opstaande
matrassen tegen de ijzeren spanten
van de laadbak, kroop voort langs een
weg vol met kuilen. Tot in iedere vezel
gespannen tuurden chauffeurs en sol
daten de nacht in. Een spanning die
oversloeg op allen die wèl beseften in
wat voor situatie wij verkeerden.
Maar er gebeurde niets. We bereikten
A. in de eerste schemering van de
ochtend; de zieken werden bij een
geïmproviseerd hospitaaltje afgeladen.
De rest reed door naar een nog deels
intact interneringskamp. Er zou genoeg
slaapruimte zijn en dus zochten wij
een plaatsje op de ons zo bekende brits
- met wandluizen.
Hierna volgden nog twee dergelijke
transporten en ook de boot die ons
uiteindelijk in veiligheid zou brengen,
was niet anders dan een evacuatie
schip. Hangend aan de reling, terwijl
we Java tot een grijze streep zagen
verdwijnen, kwam het geen moment
in ons op dat ons ooit nog eens zo'n
verplichte vlucht boven het hoofd zou
hangen
- N
Sportcentrum 't Noord
15 en 16 mei 1999
Voor meer informatie,
lees eerst in de Mei-editie
van Moesson,
of tel 0342 - 42 03 01,
010 - 293 33 00
of 0528 - 23 43 01
8
Tekst: Janet Loento
(Advertentie)
ntëSLx
ïsl