Tijdgeest Vier pagina's ingesloten in een stalen raam (loodzwaar) werden op de drukpers gelegd. Volgende vier op een andere pers, schoon en weerdruk, tot het aantal van 24 pagina's was bereikt. Bedrukte vellen werden gevouwen, vergaard en geniet, gebandeerd en geadresseerd en voila, daar viel het tijdschrift elke veertien dagen op de mat. Van Heutsz In die tijd was Marinus Gouwen, een Indischman uit Salatiga, bedrijfsleider bij die drukkerij. Alle Indische uitdruk kingen, woorden en termen waren hem bekend. Hij legde uit, leerde, cor rigeerde en vertelde het personeel over Indië. Veel kon er dus niet mis gaan. In 1969 overleed de heer Gouwen en onze kennis van Indië in de drukkerij was daarmee plotsklaps weg. Tjalie Robinson reisde toen af en toe spoorslag naar de drukkerij om op het laatste moment de drukproeven nog te controleren. Soms kwam er zelfs een hele delegatie mee (Lilian Ducelle en Charles Manders) en zo leerden we elkaar persoonlijk kennen. Nadat in april 1974 Tjalie Robinson was gestorven en Lilian Ducelle de touwtjes in handen nam bij het tijd schrift, leerde zij ons, tot onze schande, dat djangoeng geen djagoeng is en dat Van Heutsz met sz wordt geschreven. Jaren geleden ging ik werken bij de drukkerij waar het Indi sche tijdschrift Tong Tong werd gemaakt. Op de loodzet- machine werd de tekst voor het tijdschrift middels het toetsenbord, via koperen matrijzen gegoten in loden regels. Vele loden regels vormden kolommen, kolommen werden opgemaakt tot pagina's, aangevuld met cliché's met daarop illustraties. Gelukkig deed de fax haar intrede en daardoor kwamen we in beter contact met de redactie wat betreft tekst, correcties en drukproeven. Charles Manders heeft dat ding (fax) menig maal vervloekt als bijvoorbeeld de papierrol er niet in wilde of de termi- sche kant van het papier op z'n kop zat. Maar het heen en weer sturen van de drukproeven via de post was toen verleden tijd. Appels in Indonesië Maar drama's waren daarmee nog niet uitgesloten. Eens op een voorplaat van Moesson, stond in prachtig full colour, een mand met djamboes afgedrukt met daaronder de tekst: 'Appels in Indonesië'. Lilian Ducelle schreef als commentaar: 'Tulpen in de Sahara, Woestijnratten in de erwtensoep. Deze regels doen in zotheid niet onder voor het "Appels in Indonesië" onder de djamboe-voorplaat. Dat sloeg natuur lijk nergens op en u moet ongetwijfeld gedacht hebben dat er een steekje los was geraakt bij de Moesson-redactie. "Wie dit leea is gek", schreef Tjalie al eens, maar wie maken dat u dit kunt lezen, zijn nog gekker.' Wij van de drukkerij dus. Die zat. (Ze hield altijd al van boksen). Per ongeluk was de tekst van de volgende voorplaat geplaatst. Maar gelukkig rolden wij niet vechtend over straat, dat hoor je ook wel eens. Nu, deel uitmakend van de redactie, maak ik mee dat het maken van het tijdschrift steeds professioneler gaat. Teksten worden ge-emaild naar het gra fische productiebedrijf, proeven verschijnen in full colour terug bij de redactie op het beeldscherm. Internet en e-mailen zorgen voor contacten met Indische mensen over de hele wereld en daardoor merken we dat de Indi sche zaak springlevend is, zelfs spring- levender wordt, want ook de jongeren ontdekken Moesson Niet dat er nu niets meer mis kan gaan (virussen slaan soms toe in computers, of zou het toch goena-goena zijn?) maar de redactie blijft (met u) waken over zin en onzin. Blijf vertellen, op papier, op diskette, faxen of e-mailen. Moesson gaat met zijn tijd mee, maar de doelstelling blijft dezelfde: door de lezer, voor de lezer. Poekoel tcroes! us Gouwen 43ste jaargang - nummer 10 - april 1999 Tekst: M. Schoen

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 61