Kakek en
Raden
moessOn
Kakek, een oude Javaanse
kippenverkoper, kwam bij ons
langs om zijn kippen te ver
kopen, op een oude, sterke
fiets (een Hima) met een
langwerpige kerandjang op de
bagagedrager gemonteerd.
Zijn echte naam was Pak
Hardjosoekarto en hij woonde
in de desa Wagir. We vonden
zijn naam te moeilijk om uit
te spreken en mochten hem
dus 'Kakek' noemen.
Oma bekeek en onderzocht de
kippen heel goed voordat ze
ging tawarren en na heel lang
gezeur kwamen ze tot een prijs en dan
werd het geld geruild voor de kippen.
Ik was een jongen van ongeveer zeven
jaar, stond naast mijn oma, hoorde en
begreep niets van wat ze zeiden, maar
tuurde eigenlijk alleen maar naar die
Kakek.
Een echte, oude Javaan met veel rim
pels op z'n gelaat en een mooie koe-
doeng om zijn hoofd. Tussen de ge
sprekken door gluurde hij naar mij en
glimlachte. Dit deed hij een paar keer
en toen zei hij plotseling tegen mijn
oma: 'Hier... geef dit kuiken aan je
tjoetjoe en laat hem er zelf voor zorgen!'
Oma keek me aan en vroeg: 'Wil je, njo?'
Ik knikte en nam het kuiken uit zijn
gerimpelde handen over. Hij glimlachte
weer tegen me en streelde met zijn
oude, sterke handen door mijn haren.
Kakek kreeg warme koffie en een hapje
eten van mijn oma voordat hij weer weg
ging. Tijdens het eten legde Kakek uit
hoe ik voor mijn kuiken moest zorgen.
Nou, ik heb het geweten zeg! Elke dag
als ik van school kwam eerst mijn
kuiken verzorgen en dan pas spelen.
Tot mijn verbazing groeide mijn kuiken
en het werd een kleine haan met mooie
kleuren, veel zwart bij zijn staart met
een beetje wit en gemengd met rood
bruine veren... prachtig!
Kakek kwam vaker langs en trots keek
hij naar mijn haan, hij aaide het beest
van zijn kop tot zijn staart en terwijl
hij dat deed, prevelde hij iets onduide
lijks.
'Heb je hem al een naam gegeven, njo?'
'Ja, Kakek, hij heet Raden,' antwoordde
ik heel trots.
'Weet je wat voor een haan dit is, njo?
Een a jam Bangkok, een echte vecht
haan. Zijn vader is nog nooit verslagen,
betoel betoel dj ago!'
Raden liep gewoon los in de tuin en als
hij me zag, begon hij stoer te kraaien
net of hij wilde zeggen: 'Hier ben ik.'
Hij bleef in mijn buurt lopen tot de
zon weer onder ging. Kakek kwam
eens in de twee maanden langs en
bleef dan een poosje, kreeg zijn koffie
en eten en soms kleren van oma en
dan ging hij weer terug naar zijn desa.
Er gingen bijna zes maanden voorbij
en Kakek was nog niet langs geweest,
de hele familie maakte zich eigenlijk
ongerust. En elke keer als wij Raden
hoorden kraaien, dachten wij aan
Kakek, maar Kakek het niks van zich
horen, al bijna een jaar!
Toen ma zich er mee bemoeide, be
sloot mijn vader om zelf naar Wagir te
gaan om Kakek op te zoeken.
Dus mijn vader, mijn broer en ik in
een jeep naar desa Wagir. Het was ge
lukkig niet zo ver van ons huis vandaan.
Na heel lang zoeken en vragen vonden
we toch het adres van Kakek Hardjo
soekarto. Een heel klein bouwvallig
gedek-huisje. Heel armoedig en een
zaam stond zijn huisje daar. De buren
van Kakek kwamen direct naar ons toe
lopen en vertelden dat Kakek al een
paar maanden geleden was overleden.
Pak Hardjosoekarto, orangnja baik
sekali, toean! Istrinja soedah mening-
gal. Zijn dochter is met een Neder
landse militair getrouwd en woont al
heel lang in negeri Belanda.
Hij had heel even maar kunnen genie
ten van zijn tjoetjoes en toen waren ze
vertrokken naar negeri Belanda.
Kasian Pak Hardjosoekarto, toean!
Een oudere vrouw het ons een foto
zien van zijn twee kleinkinderen uit
Holland. Oh, hij was zo trots op ze en
op een zekere dag zal ik ze weer zien,
zei hij altijd! We zeiden niets tegen
elkaar, maar begrepen toen wat er in
Kakeks hart om ging. Vader vroeg wat
hij kon doen om toch te kunnen hel
pen, maar niemand durfde eigenlijk
iets te zeggen.
'Hebben jullie al voor Kakek een sla-
matan gehouden?'
'Beloem toean... maaf toean!'
Vader gaf hun geld, genoeg om er een
slamatan van te organiseren. 'Silahlcan
terimalah oeang lcami oentoek slama
tan Kakek, en jullie mogen het gerust
weten, wij houden ook van Kakek
Hardjosoekarto.'
Met een verslagen gevoel stapten wij
de jeep in en vertrokken richting huis.
Er werd uiteraard weinig gesproken in
de auto. Toen we thuis waren, vertelde
vader het hele verhaal aan ma en oma.
Oma veegde de tranen van haar gerim
pelde wangen en liep naar de achter
galerij. Ik liep oma achterna en vertelde
op mijn manier hoe zijn huisje eruit
zag en dat hij ook twee kleinkinderen
had, maar dan in Holland, twee half
bloedjes in Holland, oma, hoe bestaat
dat!
'Heb je Raden al eten gegeven, vent?'
vroeg oma om niet meer over Kakek te
praten.
'O ja, ik ga al!'
Hard liep ik naar de tuin en riep een
paar keer naar Raden. Maar Raden
kwam helemaal niet naar me toe
rennen als die andere keren dat ik hem
riep. 'Raden! Raden!'
Maar nee hoor, geen Raden te zien.
Verdrietig en een beetje bingoeng liep
ik terug naar oma en de bedienden en
vroeg hun of ze Raden hadden gezien.
Oma gaf tegelijk de opdracht om Raden
te zoeken, maar nee hoor, niemand
kon Raden terug vinden en ik ook niet.
Radeloos keek oma me aan en kon al
leen maar zeggen: 'Hij is weg, njo, weg!'
Die avond ging ik zonder eten naar
mijn kamer, voor het eerst was ik erg
verdrietig en huilend viel ik in slaap.
De volgende dag werd ik wakker en
kon maar niet begrijpen dat ik in één
klap twee beste vrienden had verloren
en nooit meer terug zou zien, mijn
Kakek en Raden
Tekst: Ed Brodie
(Advertentie)
Noveen St. Clara
Belangrijk: Vraag alleen positieve dingen.
Bid 9 dagen het Wees Gegroet bij een
brandende kaars, ook als u er geen zin in
heeft.Vraag 2 dingen die vast onmogelijk
lijken om verhoord te worden en iets wat
u heel erg ter harte gaat. Laat de 9de dag
de kaars geheel opbranden en publiceer
dit bericht. U krijgt wat u vroeg.
C.J. te H.
8