m'~"
Herinneringen aan de
en Kerkhof
moessOn
In het februarinummer van Moesson stond een artikel over het
eiland Onrust op de rede van Batavia. Het artikel was vooral
gewijd aan het historisch verleden van dit kleine eiland.
De schrijver besluit zijn artikel als volgt: 'Onrust is nu ver
dwenen in de mist van de geschiedenis. Er rest nog slechts een
door palmbomen en onkruid overwoekerd eiland voor de kust
van Indonesië'.
Dat kan misschien zo zijn voor de meesten van ons oud
Indischmensen, maar bij mijn broer Guus en mij ligt dat een
beetje anders. In de jaren dertig - wij waren toen nog jongens -
zijn wij er vele malen geweest. Al schrijvende komen de
herinneringen terug...
De baai van Batavia is bezaaid
met kleine koraaleilandjes
met allemaal Hollandse
namen, daterend uit de VOC-tijd:
Alkmaar, Enkhuizen, Leiden, Hoorn,
Monnickendam en ga zo maar door.
Dichter bij Batavia lag een cluster van
vier: Onrust, Kuiper, Kerkhof en
Purmerend.
Pantjingen
Je kon met een motorbootje vanuit
Pasar Ikan naar Onrust worden ge
bracht. Wij bleven daar dan overnach
ten in de pasanggrahan van de admini
strateur van het eiland, die mijn vader
goed kende. Onrust was in die dagen
een quarantainestation voor de opvang
van mohammedanen, die terugkeerden
van een bedevaartstocht naar Mekka
en om medische veiligheidsredenen
niet direct Java weer mochten binnen
komen. Hele perioden was het eiland
echter verlaten en konden wij er
terecht. Het eilandje was klein, maar
nog overal konden we de overblijfselen
zien van de vroegere VOC-tijd: de
ruïne van het oude fort, een begraaf
plaats en diverse kanonnen aan de
zeekant. Wij jongens vermaakten ons
het meest met zwemmen, het bekijken
van de koraalformaties langs de kust
door een emmer met een glazen
bodem en... met pantjingen.
Dat laatste was altijd heel spannend.
We lieten vanaf de aanlegsteiger lijntjes
neer met een haakje en aas en dan
maar afwachten. Het zeewater was
kristalhelder en je kon alle vissen
zien die er omheen zwommen. En zo
af en toe hadden we succes. Een soort
vis was echter onze hengelwanhoop.
Die kroop uit een holletje, pakte het
aas beet en verdween terug in zijn hol.
Als je dan de lijn wilde terugtrekken,
ging het niet meer, want de haak bleef
vastzitten in het koraal.
Eens bevonden we ons in ondiep water
waarvan de bodem bedekt was met
door de branding stukgeslagen koraal.
Ik had toen een werpnet bij me, dat ik
uit pure verveling uitgooide, zonder dat
ik een vis zag. Toen ik het net ophaalde
zat er tot onze grote verbazing een
orang toea in, een steenvis met grote
gifstekels op zijn rug en zo gecamou
fleerd dat hij bijna niet was te onder
scheiden van de omgeving. Nog een
geluk dat we net op die plek ons werp
net hadden uitgegooid. Als we over
dezelfde plek zouden hebben gelopen,
van Kuiper en op dé
tergrond Onrust. J
viv.
,-T<j
Tekst: Wim Mertens
38