De Poppers (II)
Een middagrit)e met de mandoer
Deze foto uit 1924 is genomen in Bondowoso. Mijn vader, dr. H. Klasen, was er veearts. Ik, Meggy, drie jaar oud, zit geheel
links in het wagentje. Naast mij de twee kinderen van dl". Serlé, met een tante. Wij maakten een middagritje met de mandoer.
Ik weet niet of dr. Serlé - de huisarts van Bondowoso - het wagentje ook gebruikte voor patiëntenbezoek.
M. Frantjois-Klasen
Tekst: Oed
Toen de vrouwenkampen Tjideng en
Kramat in gebruik werden genomen,
werkte ik nog niet bij de P.O.P.
Dat was pas later, toen na enige
maanden om de een of andere
duistere reden het Kramat-kamp zo'n
beetje werd gehalveerd. Het strekte
zich eerst uit van het St. Vincentius
Gesticht tot Gang Obat (zeker weet
ik het ook niet meer). Het gedeelte
tussen St. Vincentius en Raden Saleh
werd opgeheven. De gezinnen die
hier verbleven, werden overgebracht
naar het Tjidengkamp of naar het
overgebleven Kramat-kamp en wij
(de Poppers met onze verhuiswagens)
moesten ze verkassen
We hadden dus plenty werk.
Een lucratieve bijkomstig
heid was, dat de gezinnen
niet alles meebrachten en veel moesten
achter laten. Dat mochten we hebben,
ware het niet dat de Jap alles wat
achterbleef confisqueerde. Toch lukte
het ons om kleine dingen ongezien te
verstoppen, onder onze kleren, onder
touwen, onder dekzeil en zelfs onder
de wagen, totdat...
Wij moesten voordat wij met onze
verhuiswagens naar huis gingen voor
de wacht aantreden. Wij gingen in de
rij staan en maakten een diepe buiging
voor de commandant, waarna we
mochten oprotten. Op een goede, beter
gezegd kwade dag, toen we opgesteld
stonden liep de commandant op Willem
Braaksma toe (hij stond vooraan), en
trok onder een gemompel van annoh-
nehnandeska een bh uit de broek van
Willem, die zich nog trachtte te redden
door te zeggen: 'Itoe boeat soedara,'
maar het was te laat.
Gebloeggeblakdjedoer, een regen van
slagen daalde op het hoofd van arme
Willem neer. We trilden allen op onze
benen, zo ook Benno Horhorroe, die zo
erg beefde, dat er een gloeilamp uit zijn
broek viel vlak voor de voeten van de
Japanner. Deze richtte zich vervolgens
op Benno die een vervolg kreeg van de
aframmeling. Enfin, op een gegeven
moment kreeg hij een lamme vlerk
van het slaan en mochten wij weg,
behalve Willem en Benno die met hun
kepala botjel nog een paar uren voor
het wachthuisje moesten staan.
Wie nu denkt dat wij het afgeleerd
hadden, heeft het behoorlijk mis.
Op een dag zag ik in een huis een type
machine staan. De bewoners waren
reeds verhuisd. Ik moest dat ding op
de een of andere manier naar buiten
smokkelen; het vertegenwoordigde een
paar weken oeang bland ja voor thuis.
Dus verstopte ik de machine onder de
gedek en prikkeldraad.
's Avonds ging ik met mijn zus Liz op
de fiets er naar toe. Net toen ik bezig
was om de typemachine er onderuit te
trekken, kwam een donkere gedaante
op ons af lopen. Liz en ik vlogen elkaar
om de hals om een verliefd paartje na
te doen. Toen de gedaante naderbij
kwam, zagen we een bruine pij van
een van de broeders van het Vincentius
Gesticht. Een steen viel van ons hart.
Toen hij uit het gezicht was verdwenen,
reden we opgelucht en met de buit
naar huis
43ste jaargang - nummer 9 - maart I 999
9