Apen als huisdieren Mijn vader had een aap en twee honden toen hij bij de PTT werkte en met een werkploeg telefoonlijnen moest aanleg gen dwars door de rimboe van Midden- Sumatra. Mijn moeder werd gehuisvest in een simpele bamboewoning en had deze beesten om haar thuis gezelschap te houden. Toen wij in de stad woon den en de familie inmiddels was uitge breid, vond mijn vader het passend dat wij als kinderen behalve een hond en een kat ook een aap als huisdier kregen, die natuurlijk Kees werd genoemd. Kees was een flink uit de kluiten gewassen grijze Sumatraanse aap, die niet bepaald tam was. Nu is het een regel, dat degene die de aap verzorgt en eten geeft, niet door die aap gebeten zal worden. Ieder ander zal, vanwege de aap zijn onbetrouwbaarheid, de kans lopen op een onaangename manier met zijn scherpe tanden kennis te maken. Kees beschouwde mijn vader als zijn baas. Zodra de boemeltrein in Sawah- loento ons huis zou passeren, klom Kees razendsnel naar zijn hok bovenop de bam boestok, ging op zijn poten staan en als hij zag dat mijn vader in de trein zat, het hij een 'oeeeeek' horen. Ma wist dan dat pa in de trein zat en zette alvast het eten voor hem klaar. Zaterdag was Kees zijn baddag. Pa zette dan een kleine emmer vol met water bij de bamboestok en wij gingen dan op een afstand kijken hoe Kees zich schoon zou maken. Eerst bekeek hij het water, daarna liet hij zijn pootje in het water hangen en als hij vond dat het water de juiste temperatuur had, besprenkel de hij eerst voorzichtig zijn lichaam. Daarna nam hij een duik, zodat hij helemaal goed nat werd. Als hij dit een paar keer had gedaan, begon hij met het eindritueel, waarbij hij probeerde met schudden de emmer omver te gooien. Als hij dan eindelijk hierin geslaagd was, klom hij op de paal, kreeg zijn dekentje van pa, kroop in zijn hok en het een tevreden 'oeeeek' horen met het doekje om zijn kop gedrapeerd. Toen wij naar een groter huis ver huisden, mocht Kees vanwege de grote tuin overdag aan een lange staalkabel, waarmee hij met een ketting bevestigd was, heen en weer lopen. Op een zekere dag ging ik voorzichtig op hem af om te zien of hij met mij wou spelen. Ik wist dat hij niet te vertrouwen was en hield hem goed in de gaten. Kees sprong op mijn schouder en begon mij te vlooien. Hij friemelde dan tussen mijn haar, krabde wat aan mijn hoofdhuid en als er een schilfertje loskwam, peuzelde hij dat op. Apen doen dat in de natuur bij elkaar. Toen ik echter weg wilde gaan, vond hij dat niet leuk en liet zijn tanden zien. Ik wist dat ik nu op mijn tellen moest passen om niet gebeten te worden. Langzaam kroop ik weg tot de ketting strak gespannen was, om dan plotseling weg te lopen voordat Kees dat in de gaten kreeg. Kees was woe- dend en krijste van boosheid. Op mijn verjaardag kwamen de twee zoons van de onderwijzer in Sawah- loento bij ons thuis, Wiclcie en Dickie Leek (ik weet dat zij in Australië wonen en misschien dit verhaal zullen lezen). Wielde wilde met de aap spelen, maar ik waarschuwde hem dat liever niet te proberen. Hij nam toen een Tekst: Louis Pauselius In Indië hadden veel mensen een aap als huisdier. Niet binnenshuis natuurlijk, maar aan een sleepketting bevestigd aan een ring, die langs een lange bamboepaal met een hokje erop gleed. Meestal heette die grijze aap Kees. Ik ben nog nooit een aap tegengekomen die anders werd genoemd. Het leek een passende Hollandse naam voor een aap en zelfs de Indonesiërs noemden hem Kies. 43ste jaargang - nummer I I - mei I 999 37

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 37