De kakkerlak en ik Toen ik het artikel las over kakkerlakken (in het afgelopen maartnummer) werd ik direct in de tijd teruggeplaatst naar mijn kinderjaren in Indië, voor de oorlog. Ik heb iets tegen kakkerlakken en kakkerlakken wellicht tegen mij. Voor geen enkel insect ben ik bang geweest, zelfs voor de kakkerlak niet, maar voor deze laatste heb ik een welhaast onbegrensde afkeer. Ik denk dat het van beide kanten altijd confronterend was, misschien omdat het ook vaak lijfelijk is geweest. Ik was zo'n jaar of vier (het is tref fend hoeveel ik mij herinner uit die vroege kinderjaren - voer voor psychologen?) en wij woonden in Blitar. Mijn ouders hadden ons altijd verboden in de garage te spelen, want het ging niet aan dat mijn vader of de kebon eerst de garage zou moeten ontdoen van speelgoed alvorens de auto erin kon. In de hoek van de garage stond een grote gereedschapskist, waarvan het slot van de deksel naar de muur gekeerd was ter bescherming tegen nieuws gierige kinderen... Toch wilde ik o zo graag weten wat erin zat en op een keer probeerde ik de kist van de kant te schuiven, wat niet echt lukte, maar waarmee ik wel de rust verstoorde van een fiks aantal kakkerlakken, die dan ook heel spontaan over mijn voetjes kriebelden. Op mijn hartverscheurend gebler kwam mijn moeder af en ik kreeg straf, want ik had niet in de garage mogen komen... Goedang Later, in de oorlogsjaren in Soerabaja, het volgende. Op een keer had ik kri tiek op het eten en wilde dientengevol ge zelfs geen hap... Gevolg: straf. Ik mocht niet meer buiten spelen en moest mijn straf in de speelkamer doorbrengen. Edoch, in een stil verloren ogenblik wist ik te ontsnappen en sloop het huis uit, via de achtergalerij naar de goedang; het was aardedonker en ik durfde het licht niet aan te knippen. Plots trapte ik op iets hards... krrrkk... met mijn blote voeten... direct daarna gevolgd door een warm, klef en plakke rig vocht. Jawel, ik had op een kakkerlak getrapt. Vol afkeer rende ik de goedang uit, recht in de armen van de 'vijand' - mijn ouders - die mij nu achter slot en gren del zetten in de speelkamer... uitzitten die straf. Pematang Siantar Jaren later, in 1949, kwamen wij uit Nederland terug in Indië; mijn vader was ons een halfjaar eerder vooruit gegaan, hij was leraar. Wij moesten bij een familie inwonen, althans mijn ouders en de twee jongste kinderen. De oudste drie, waaronder ik, moesten zolang in het Siantar Hotel logeren, totdat wij een eigen woning zouden vinden. Omdat het vakantie was, waren wij, logisch, de hele dag bij onze ouders. Iedere keer als ik naar het toi let moest of wat anders, ja zelfs baden, liep ik liever tien minuten terug naar het hotel, dan dat ik het in het huis waar mijn ouders inwoonden, zou doen. Waarom? Hierom: wij kwamen dus terug uit Holland en het eerste wat ik deed, toen wij uit de auto stapten die ons van Belawan via Medan naar Pematang Siantar op Sumatra had gebracht, was een run maken naar het toilet en wat zag mijn oog op de rand van de bril? Juist, een kakkerlak! Ik ging meteen op verkenning in het Siantar Hotel en de toiletten waren snel gevonden. Ik wilde iedere confron tatie met kakkerlakken vermijden. Ik was een kind, ik wist niet beter. Wij bewoonden inmiddels een eigen huis, de school was weer begonnen en wij hadden ons snel aangepast. Op een zekere dag kwam ik de Idas binnen, ging zitten en tilde het deksel van mijn tafel of bureau op om mijn spulletjes tevoorschijn te halen. Wat zag ik daar op mijn schrijfgerei? Twee op hun rug liggende en spartelende Zij moesten erin gelegd zijn. Een geest van fatalisme bekroop mij en ik pakte die twee engerds op en smeet ze wille keurig de Idas in, tot grote hilariteit van de lerares en de kinderen. Ik zette een flinke keel op en wreef mijn han den vol afkeer vermeend schoon aan de rug van een ldasgenoot voor mij. Een tumult van jewelste en ik werd naar het hoofd van de school gestuurd. Straf: nablijven en vijf bladzijden volschrijven met het woord kakkerlak. De mandibak De bak met water in de badkamer om te sirammen was ongeveer een meter hoog en anderhalve meter in het vier kant. Om de zoveel tijd werd deze ge leegd, gereinigd en van vers water voorzien. 13 Tekst: Fritjoff van Calck Een onbekende foto uit het Moesson archief. 43ste jaargang - nummer I 2 - juni I 999

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 13