Anacardium occidentale n (jambu monyet) Tekst en foto: Netty Selder Anacardium occidentale Jambu monyet apenappel - jambumete - atjehnoot De jambu monyet, zoals men die in Indonesië noemt, komt oorspronkelijk uit Noordoost- Brazilië. In de zestiende eeuw werden ze door de Portugese zeevaarders ingevoerd in Zuid- Azië. Nu komen ze in alle tro pische gebieden voor, gekweekt als fruit- en sierbomen. Wilde bomen komen nog voor in de savanne van Zuid-Amerika. In Indonesië groeien ze in bergstre ken. Op vruchtbare gronden kan de jambu monyetboom acht tot twaalf meter hoog worden. Op schrale gron den blijven ze struikachtig met kronke lende takken. De Anacardium occidentale (westers) heeft rode bloemen en rode vruchten. De Anarcardium oriëntale (oosters) heeft witte bloemen en gele vruchten. Er zijn circa zes verschillende soorten. De glanzende, leerachtige, elliptisch gevormde bladeren zijn donkergroen, afgerond, vijftien tot twintig centime ter lang en hebben lichtgroene vertakte bladnerven. Ze staan aan het eind van de takken, kroonsgewijs bij elkaar en zijn kort gesteeld. De zoet ruikende, rode of witte bloempjes staan in pluimen en de bloempjes zijn regelmatig gevormd. De jambu monyetboom draagt één- slachtige, mannelijke (meeldraad)- bloemen en tweeslachtige bloemen (meeldraden plus stamper). Ze bestaan uit vijf vergroeide kelkblaadjes, vijf kroonblaadjes, vijf tot tien (of zelfs meer) meeldraden waarvan één meel draad groter is dan de rest. De twee slachtige bloemen hebben een honingschijf (discus) die als een ring tussen de meeldraden en de stamper zit. Schijnvruchten Na de bloei vormt de steel door opzwel ling de schijn- of valse vrucht. Deze boom heeft namelijk schijnvruchten. Schijnvruchten worden gevormd wan neer nog andere delen van de plant of boom aan het vruchtbeginsel deelnemen. Bij de jambu monyet zwelt namelijk de bloemsteel peer- of hartvormig op tot een sappig en eetbaar geheel. Die gla zige schijnvrucht wordt acht centime ter lang en is geel of rood, afhankelijk van de soort en ruikt heel lekker. De smaak valt tegen, deze is flauw, sappig, zuur, soms prikkelend in de keel. Boven op de jambuvrucht zit de echte vrucht: een kromme donkerbruine noot van ongeveer drie centimeter. Met een beetje fantasie lijkt het kromme vrucht je op een zittend aapje. Jambu monyet betekent in het Indonesich apenappel. De cashewnoot Vroeger, in mijn Indische jeugd, aten wij alleen de schijnvrucht. De echte vrucht, het zogenaamde aapje, werd weggegooid; die was giftig. Wisten wij veel dat daarin een heerlijk cashew- nootje zat. Cashew is de verbastering van kajoe, een naam van de Tocpi indianen. De harde schil van de noot bevat een olieachtige stof die scherp en giftig is. Uit de schil wordt olie gewonnen voor de verf- en looi-industrie. Na het win nen van de olie wordt de schil pas van het nootje verwijderd. De noten worden gekookt en geroosterd. Deze noten zijn over de hele wereld bekend als het heerlijke, zoetvette, borrel- en knabbel nootje; de cashewnoot. De olie uit de schillen verandert in een soort rubber en beschermt hout tegen termieten. De olie is licht gekleurd, zoetig, scherp en branderig van smaak en bevat veertig tot vijftig procent cardol (giftig) en anacar- diumzuur. De schil van de noot bevat getah (wit sap) dat zwart wordt als het aan lucht wordt blootgesteld. Uit de cashew noot kan men spijsolie persen die 45 procent olie en 10 procent eiwit bevat. Toepassing Op Java en Bali worden rauwe, jonge bladeren gegeten bij de rijst. Jonge bladeren, vermengd met jong blad van jambu air (Eugenia aquea) en met kalk of magnesium, worden tegen huidaan doeningen van zuigelingen of andere huidaandoeningen en tegen brandwon den gebruikt. Van de vruchten wordt wijn en mar melade gemaakt. Vruchtenmoes tegen keelpijn. De bast van de boom bevat veel looizuur. Uit de bast kan een middel gemaakt worden tegen suiker ziekte, diarree en dysenterie en jeugd puistjes. Ook kan er een gorgeldrank van gemaakt worden die wrang smaakt en een samentrekkende werking heeft. Dit gorgeldrankje is bedoeld tegen spruw en aften. Uitwendig kan het sap van de vruch ten tegen wratten en zweren gebruikt worden. Tegen slangenbeten: inwrijven met bladeren en de beet met blad bedekken. Tinctuur van de vruchtschil van de noot, opgelost in alcohol, is een anti-wormmiddel. De wortel doet wel dienst als purgeermiddel. Cashewnoten zijn goed tegen: geheu genverlies, overwerkt zijn, seksuele problemen en eveneens goed als anti wormmiddel. Het hout bevat catochine. Vermeerderen geschiedt door zaaien, stekken en occuleren. Literatuur: A.P. Dharma: Indonesische genees krachtige planten. Plantkunde voor het voorgezet onder wijs van Nederlands-Indië. Heywood: Bloeiende planten van de wereld. Fruits of Bali. 43ste jaargang - nummer I 2 - juni I 999 39

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 39