Tekst: Louis Pauselius
Er is veel geschreven over de
Japanse bezetting en de bersiap,
maar heel weinig over de
ontwikkelingen en
gebeurtenissen die aanleiding
gaven tot de exodus van alle
Nederlanders die in IQ 57 nog
111 Indonesië woonden en
werkten.
Het overgrote gedeelte was al uit
eigen wil naar Nederland
vertrokken, toen de Irian Barat
Aksi uitbrak en Indonesië Nieuw-
Guinea als laatste overblijfsel van
Nederlands-Indië opeiste. Toen
Nederland er niet op inging, werden om
pressie uit te oefenen alle Nederlandse
bezittingen genationaliseerd en moesten
de Nederlanders vertrekken.
In Kediri, Oost-Java, waar ik op een
suikeronderneming werkte, maakte ik
het volgende mee.
Boycot
Enkele Indonesische jongeren, met een
bandje om de mouw waarop 'Irian Barat
Aksi' stond, klopten bij mij thuis op de
deur en vroegen beleefd of zij op de jeep
van de zaak, die in mijn garage stond,
leuzen mochten schilderen. Ik kon niets
anders doen dan toestemmen en bleef
zelfs toekijken toen ze bezig waren.
Ze bedankten mij en gingen weg.
Ik had geen zin om als eerste employé in
een met leuzen beschilderde jeep, mijn
werkjeep, rond te rijden en nam dus een
lapje en petroleum en veegde alles
schoon. Ik rapporteerde dit aan de baas.
De volgende dag kwamen ze bij hem op
kantoor en vroegen toestemming of zij al
de wagens konden beschilderen, wat hij
toestond. Ze kwamen weer bij mij langs
en beschilderden ook mijn jeep.
Dit was het begin van andere felle acties
die tegen ons werden ondernomen.
Plotseling werd een boycot ingezet
waarbij de Nederlandse employés geen
voedsel meer konden kopen.
De bedienden mochten op onze
suikerfabriek nog door blijven werken.
De familie Groen en wij namen eten
buitenshuis van de vrouw van het hoofd
van de verkeerspolitie in Kediri.
Zij sprak Nederlands en liet mij weten
dat de jongen met de twee rantangs op
de brug was aangehouden en was
teruggestuurd. Ze wisten toen dus ook
waar het eten vandaan kwam, wat niet
zo leuk was voor haar man, die een hoge
functie bekleedde.
Rantangs
'Kun je het ophalen bij het kerkhof
buiten de stad om twaalf uur 's middags?
Hij zal daar op je wachten,' stelde zij voor.
De fabriek was omsingeld door jongeren
om smokkelen te voorkomen. Ik zei
tegen mijn chauffeur dat ik alleen met
de jeep de tuinen inging en pikte zo
beide rantangs op. 's Avonds zou ik met
Groen de lege rantangs bij mevrouw
Sadjat afleveren. Toen wij met de jeep
het huis uitreden, hadden de boycotters
gezien dat wij rantangs in de jeep
hadden geladen en dachten dat wij in de
stad eten zouden gaan kopen.
Toen wij terugkwamen, werden we
meteen op het erf omsingeld en wou
men weten wat wij mee hadden
genomen. Groen zei ijskoud dat ze eerst
het erf moesten verlaten en legde hun
uit, dat als ze wilden weten wat wij in de
jeep hadden zij ons bij de ingang hadden
moeten aanhouden.
'Maar ik zal soepel zijn,' zei hij, 'een van
jullie mag de jeep inspecteren.'
'Mogen we er een getuige bij hebben?'
vroegen ze.
Onze bus van suikerfabriek Aleritjan.
moessQn
Irian Barat A rs!
20