Wat het laatste betreft, past slechts één
stempel: jempol. Alle drie maaltijden zijn
voortreffelijk, het uitzicht vanaf het ter
ras dat letterlijk boven zee ligt, is
geschikt voor een prentbriefkaart: blau
we zee en palmeneiland in de verte.
Tobelo is inderdaad een booming town.
In de lange hoofdstraat wordt hard
gewerkt aan nieuwe winkelpanden en de
haven is bedrijviger dan je van zo'n klein
haventje zou venvachten. Buiten de
hoofdstraat zijn er echter nog uitsluitend
woonwijken.
De nadelen zijn ook zichtbaar: meer
rommel op straat dan in Ternate.
Niet vies, wel slordig. Er wordt veel fles
jeswater gedronken (ook door ons), dus
liggen de lege plastic flesjes overal, te
land en ter zee. Er is net een grote anti
polio actie aan de gang, maar het is vol
gens mij hoog tijd een grote anti-litter
actie te starten. Voor je het weet, zijn de
milieuproblemen net zo groot als
in Nederland. Wanneer je daarover
spreekt met Tobelonezen krijg je
dezelfde verbaasde reacties als in
Nederland tien jaar geleden:
'Die paar velletjes plastic, dat enke
le flesje?'
Evert droomt al van een recycling
fabriek.
Natuurlijk huren we ook een keer
een prahu, spelevaren wat in de
baai en bezoeken het eilandje
waarop we vanaf het hotelterras
uitkijken. Een strand en een zee!
Ik was vergeten dat zoiets moois
kan bestaan. Maar ook hier weer
het dreigende spook van de vervui
ling: kapotte plastic flessen, plastic
zakken, enzovoort. Je vraagt je af
hoeveel maritiem leven al gestikt is in het
plastic. Evert raakt nog meer overtuigd
van de noodzaak van zijn recyclingbe
drijf. Ik op mijn beurt, droom van een
eigen duikschool, want waarom zouden
hier geen zeeparadijzen zijn zoals bij
Bunaken?
ABRI-L ananen
De bupati van Maluku komt, op rond
reis, in Pantei Indah eten. Van hem
horen we dat er bij Galela (ten noorden
van Tobelo) een zeer grote, moderne
bananenplantage is, die de moeite van
een bezoek waard is. Wanneer we zeg
gen dat de bupati ons dat bezoek heeft
aanbevolen, zal men ons vast wel toela
ten. Andere hotelgasten informeren ons
dat het een ABRI-bedrijf is.
Wanneer we in een minibusje met wer
kers bij de poort van het bedrijf aanko
men, worden Evert en ik vriendelijk
maar dringend verzocht uit te stappen.
In het kantoortje bij de poort worden we
gehoord. Het blijkt dat we eerst telefo
nisch hadden moeten vragen om een
permit. Anderzijds beoordeelt men ons
initiatief ook als een complimentje voor
het bedrijf.
Ter plekke wordt besloten dat we een
rondleiding krijgen. Onder één voor
waarde: we moeten beloven geen foto's
te maken. Ik wil onze fototoestellen inle
veren, maar dat wordt echter hoffelijk
weggewuifd: onze belofte is voldoende.
Maar wamieer ik tijdens de rondleiding
even een sanitaire stop maak, blijft onze
rondleider met discreet afgewend
gezicht, maar wel op slechts enkele
meters afstand, op mij staan wachten.
Het bedrijf is inderdaad indrukwekkend.
Alleen al door de omvang, ik denk dat
de gemiddelde gemeente van Nederland
(ook na de herindeling) er gemakkelijk
in past. Men is vooral trots op de 'zui
verheid' van de bananen. Die zuiverheid
wordt bereikt door de tros te laten groei
en in een blauwe plastic zak die een
insecticide 'uitademt'. Gescheurde zak
ken kunnen niet meer worden gebruikt.
Die worden dus weggegooid op een
apart terrein, ongeveer een voetbalveld
groot en de berg zakken is intussen
behoorlijk hoog. Evert wordt zeer onge
rust. Hier moet recycling plaats vinden,
die zakkenberg is een constante vergif
bron voor onder andere het grondwater.
Onze rondleider luistert aandachtig naar
Everts uitleg maar reageert niet. Dat het
desinfecteren van de bananen geen
gevaar voor de consument oplevert,
toont onze rondleider in de wasafdeling.
De bananen worden na selectie inder
daad grondig gespoeld en pas daarna
verpakt voor verzending.
De banaan die hij ons daar aanbiedt,
eten wij met smaak op. Mijn vraag of
Nederland ook een exportadres voor
hen is, wordt ontkennend beantwoord.
De markten zijn Australië, Amerika en
natuurlijk Japan.
Silankan jangan merokok
Evert wil naar Morotai. Een bezoek
brengen aan enige vliegveld dat twaalf
startbanen naast elkaar heeft.
Dat vliegveld werd door generaal
MacArthur aangelegd toen hij Morotai
ging gebruiken als springplank naar de
Filippijnen.
Men raadt ons aan om per Spit (een
soort speedboat) de oversteek te maken.
De verttektijden die we krijgen, wisselen
per spreker. Zekerheidshalve ldezen we
de informatie: jam sembilan.
Wanneer de Spit wordt gesignaleerd,
ontstaat het gevecht om plaatsen en de
gangbare vertrek-chaos. De Spit legt niet
aan de kade aan, maar aan de
andere zijde van een aan de kade
gemeerd Garuda-schip. Dat geeft
zijn problemen. Ik kruip op han
den en voeten over een wiebelen
de, steile, smalle, leuningloze
gangway met rugzak op en
(kleine) rugzak in de hand en
sttess-zweet op de rug.
'Kasih saya, mister Han,' roept
iemand, grist de Heine rugzak uit
mijn hand en verdwijnt ermee in
de menigte aspirant passagiers.
De verhalen over copet hebben
ook mij beïnvloed. Ik zie mezelf in
gedachten op een kantor polisi:
verdachte buitenlander zonder
geld, zonder ticket en zonder pas
poort. Maar ik heb geen andere
keus dan doorHuipen en vervolgens
rennen voor een plekje op de Spit. Ik zit
boven op het dak en iemand roept:
'Mister Han, your bag,' en reikt me door
het ventilatieluik mijn Heine rugzak aan.
Natuurlijk zijn er twee keer zoveel
passagiers als zitplaatsen dus ik blijf, met
vele anderen, achter op het dak zitten.
De tanks van de twee enorme buiten
boord motoren worden gevuld, gewoon
uit jerrycans. Iedereen naast de motoren
wordt verzocht silahkan jangan
merokok.
Dat verzoek geldt natuurlijk niet voor de
mensen in de cabine. Evert vertelde later
dat hij, gezien de dildce benzinelucht in
de cabine, bij iedere aanstekervonk zijn
adem inhield. Dat had nutteloos kunnen
zijn, het bleek nodeloos. De overtocht
was voorspoedig en de Laut Maluku
zoals ze moet zijn: sereen en blauw.
(Volgende maand het slot)
44 ste jaargang - nummer 2 - augustus 1999
23