De buitenkamp-mensen r daar kan de gemiddelde Nederlander ziek totaal mks bij voorstellen Kan SOTO die mensen geven wat ze zoe ken, die erkenning bijvoorbeeld. Wat gebeurt er met die gegevens? De SOTO legt vast hoe destijds de opvang en terugkeer is verlopen. Wij proberen dit thema een plaats in de geschiedenis van Nederland te geven, in de hoop dat betrokkenen zich kunnen herkennen in het verhaal dat wordt geschreven. Misschien is het resultaat niet altijd wat de mensen graag willen horen. Er kan bijvoorbeeld worden geconcludeerd dat de overheid zoveel mogelijk heeft gedaan wat in haar mogelijkheden lag. Dat je nu zegt: ja, dit is verkeerd gedaan en dat is nagelaten, dat is met de blik van nu en achteraf makkelijk om te zeggen. Sommige betrokkenen willen wellicht liever horen dat het fout is gegaan en dat er alsnog compensatie moet komen, bij voorbeeld financieel. En dat is niet iets wat het SOTO kan afdwingen. Wat de SOTO wel voor de Indo's kan doen, is het vastleggen van hun ervaringen en die tegen een historische achtergrond plaat sen. Voel jij je op je plaats bij de SOTO? Ik voel me op m'n plaats, maar ook in een soort spanningsveld binnen het onderzoek zoals dat is uitgedacht en neergezet door het bestuur en mijn eigen positie als Indische van de derde genera tie. Ik voel me betrokken bij de groep zelf, ben schatplichtig aan die groep. Als ik het voor het zeggen had, had ik bepaalde keuzes anders gemaakt, zoals bijvoorbeeld de tijdsafbakening. Ik wil proberen om de variatie aan Indische ervaringen een plaats te geven, omdat de diversiteit binnen de Indische groep van repatrianten en migranten tot gevolg heeft dat ervaringen tijdens de terugkeer en opvang in Nederland van heel ver schillende betekenis zijn geweest. Kampverhalen bijvoorbeeld hebben uit eindelijk wel een plek wel gevonden in de samenleving. Maar de mensen die buiten het kamp zijn gebleven, daar kan de gemiddelde leek in Nederland zich niets bij voorstellen: wat was dat en was dat dan gevaarlijk? Er heerst nog steeds een idee dat dat minder 'erg' was. Omdat een groot deel van de Indo-euro- peanen niet was geïnterneerd, vind ik het belangrijk om te onderzoeken of ook de ervaringen uiteindelijk een plaats in het na-oorlogse Nederland hebben gekregen. Het ontstaan en de functie van de werkgroep van Buitenkampkinderen (BKK) werpt daar licht op. Een ander voorbeeld is het onderscheid in ervaring tussen 'totoks' en Indo-europeanen. Voor de laatsten kan Indische identiteit een belangrijk onderwerp van discussie zijn, vanwege hun ervaringen met de manier waarop Nederlanders hen in de na-oorlogse periode bejegenen. Beti je emotioneel betrokken bij die groep waar je het onderzoek voor doet? Dat wisselt tussen afstand en betrokken heid. Dat is soms heel merkwaardig: soms zit ik zo in mijn onderzoekersrol dat ik op het bewuste niveau als het ware bijna vergeet dat er ook nog een persoonlijke lijn naar het onderzoek loopt. Maar als ik na de maand augustus met congressen, exposities en herdenkingen over de oorlog thuis zit en me afvraag hoe het komt dat ik zo moe ben, reali seer ik me ineens: vind je het gek, dat alles heeft ook te maken met je eigen familieverhaal. Dat vergeet ik soms. Ook ben ik op zoek naar een manier waarop ik met de dubbelheid van het onderzoeker-zijn en het Indisch-van-de- derde-generatie-zijn kan omgaan. Het een sluit het ander niet uit, ik wil ze combineren, maar ik ben er nog niet helemaal uit hoe. Voorlopig blijf ik daar nog op puzzelen. Komt het doordatje van de derde generatie bent, dat je je rol van wetenschapper kan combineren met die van betrokkene? Het is verleidelijk om te denken dat een jongere generatie, die meer afstand zou hebben, vragen aan het verleden kan stellen terwijl iemand die er dichter bij staat, dat wellicht niet aankan. En je ziet inderdaad vaak dat kinderen vragen hebben die een vorige generatie nog niet heeft kunnen stellen. Ik denk dat het niet toevallig is dat de derde generatie nu met het oorlogsverle den en Indische identiteit aan de slag gaat, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat alleen zij dat zouden kunnen. Mijn Indische collega's bij de SOTO, Frank von Winckelmann en Margaret Leidelmeijer, die achtereenvolgens de basisinstellingen en ervaringen van repa trianten en migranten bestuderen, zijn van de tweede generatie. Voor ons alle drie geldt dat we een manier moeten vin den om geschiedenis te schrijven en er tegelijkertijd deel van uit te maken. 44 ste jaargang - nummer 4 - oktober 1999 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 13