Een gesprek ti
CJorresponct
"Je komt niet Jiekter Iiïj
moessQn
Tekst: Geert Onno Prins
'Een paar jaar geleden,' vertelt Dirk Vlasblom, 'zat ik na middernacht in een
Jakartaanse uitgaansgelegenheid, ik was daar verzeild geraakt, toevallig, in een team
van bouwvakkers die wat vertier zochten op zaterdagavond, jonge Indonesiërs, niet
boven de dertig. U'l' raakten aan de praat en dronken wat, ze hoorden dat ik journa-
list was, en naarmate de drank vloeide, werden we openhartiger. Op een gegeven
moment zei er één: "Nou wil ik toch iets zeggen. Als ik de laatste tijd Nederlanders
tegenkom, dan hebben ze bijna per definitie, als ze horen dat ik Indonesiër ben, de
neiging om zich te verontschuldigen voor de koloniale periode. Alan, wat word ik daar
ziek van. iiou daar nou toch 's over op! Aioet je kijken wat voor een prachtige spoor
bruggen jullie hebben gebouwdwat een prachtige bevloeiingswerken jullie hebb en
aangelegd, ik hóu van goed metselwerk: prachtige bestekken, de k aai muren in
Surabaya - man, wat hebben jullie dat goed gedaan, ik kan het zien; het is m'n vak.
Daar moet je trots op zijn. IIou nou toch 's op met dat collectieve schuldgevoel.
In 1990 vertrok Dirk Vlasblom (1952)
naar Indonesië, als correspondent voor
NRC Handelsblad. 'Dat is ongetwijfeld de
belangrijkste beslissing die ik ooit in mijn
leven genomen heb.' Hij zou er bijna zeven
jaar blijven, trouwde met Astuti, een
Javaanse, en kreeg kinderen. Maar in '96
zverd duidelijk dat men zijn aanwezigheid
niet meer op prijs stelde en hij kwam met
zijn gezin naar Nederland. Dat bleek tijde
lijk te zijn, want onlangs keerde hij terug.
Voor zijn vertrek had Moesson een gesprek
met hem. Wilde hij altijd al correspondent
in Indonesië worden?
Nee. Ik ben opgegroeid in Rotterdam,
een havenstad, toen de schepen nog in
de stad gelost werden. Dus de verte was
als het ware altijd dichtbij. Ik had een
varende oom en al vrij jong de behoefte
om zo snel mogelijk ver weg te gaan. Een
romantische neiging die ook wel leeftijd
gebonden is, maar bij mij nooit is over
gegaan.
Een van de belangrijkste motieven, mis
schien onbewust, om culturele antroplo-
gie te gaan studeren, was dat het me wat
inzicht gaf in de manier waarop mensen
leven in een andere samenleving. Dat
fascineerde me. Maar er was geen expli
ciete bedoeling om naar een bepaald
land te gaan en zeker niet naar
Indonesië.
Ik behoor tot de generatie die nog is
opgeleid door de laatste Nederlandse
bestuursambtenaren. Ik heb bijvoorbeeld
college gehad van professor Jan van Baal,
de voorlaatste gouverneur van
Nederlands Nieuw-Guinea. Jaren later
heb ik zijn memoires gelezen en ik was
toen zeer onder de indruk van de bijna
verlichte manier waarop hij naar zijn
eigen bestuursverleden keek.
Veel van de boeken, veel van de memoi
res van ex-bestuursambtenaren zijn heel
apologetisch. Die komen er eigenlijk op
bijna elke pagina op neer dat het nog zo
slecht niet gedaan was. Nou is dat wel
waar, maar op den duur heel vervelend
om te lezen.
Terwijl Van Baal zelf met een groot rela
tiveringsvermogen en een zekere humor
schrijft over zijn eigen jonge jaren als
bestuursambtenaar en de fouten die hij
gemaakt heeft. Eigenlijk bleek hij veel
later een boeiende man te zijn, waar het
de bestuursambtenaar betrof. Hij kon
ook heel goed, en dat moest ik toen al
toegeven, college geven.
De jaren zeventig waren natuurlijk een
decennium - en het is eigenlijk in de
jaren zestig begonnen - waarin het kolo
niale verleden herontdekt werd en in een
nieuw daglicht kwam te staan.
In de jaren vijftig hadden we zoiets van:
daar willen we even niets meer over
horen, zeur niet. In de jaren zestig komt
er een generatie op die de koloniale tijd
niet meer bewust heeft meegemaakt, die
zich er niet meer verantwoordelijk voor
voelt en die vervolgens kritiek gaat geven
en dan krijg je de beroemde onthullingen
over de excessen tijdens de politionele
acties en noem maar op.
Dus er ging een zekere kramp door
Nederland in de jaren zeventig van: God,
we hebben het eigenlijk helemaal niet zo
goed gedaan, en daar hadden we nog
een hele tijd last van. En het indrukwek
kende van Van Baal was; hij wist dat al
en deed niet krampachtig zijn best om
zich te distantiëren of om zich te verde
digen. Geen van beide. Hij plaatste het
kolonialisme als fenomeen in zijn tijd.
Heel relativerend en met gevoel voor
geschiedenis. Dat vind ik bijzonder.
Er zijn nog steeds Nederlanders die
moeite hebben met ons koloniale
verleden.
Het is niet aan mij om andere auteurs de
les te lezen, integendeel, maar dat is een
typisch voorbeeld van colonialism bashing;
van het met terugwerkende kracht de
knoet over ons 'wangedrag' halen. Wat
vrijblijvend is, een beetje makkelijk en
eigenlijk heel onevenwichtig. Om de een
voudige reden dat de eeuwenlange aan
wezigheid van Nederland in eerste
instantie tot een heel klein stukje van de
archipel beperkt was en pas sinds 1900
in een steeds groter deel - en in dat grote
deel dus relatief kort. En in tweede
26