Ik denk dat het dat was, maar ik kan het niet bewijzen. Zelf heb je behoorlijk kritisch geschreven. Ze kunnen blijkbaar toch best wel wat hebben in Indonesië? Het is niet zozeer de kritiek die men niet kan hebben of althans de kritische evalu atie van de feiten, men is gevoelig voor kwalificaties, badinerende bijvoeglijke naamwoorden, gebrek aan respect, het gevoel niet serieus genomen te worden, te worden weggezet. Mijn ervaring met Indonesiërs is dat er een grens is die je kennelijk niet over mag en dat is als je iemand persoonlijk beledigt. Die neemt dat op z'n affront en die meent te moeten terugslaan met een maatregel. En dat is jou uiteindelijk ook overko men in '96? Ik denk dat dat gebeurd is. Ik denk dat ik een machthebber persoonlijk heb bele- In mijn verhalen, noch journalis tiek, noch literair, zul je uitgespro ken schurken of helden tegenkomen. Mijn eerste boek, Jakarta, Jakarta, is een moment opname van Indonesië op het top punt, misschien wel het begin van het verval, van de Nieuwe Orde. Het zijn reportages. In een warung aan de Zuidzee, mijn tweede boek, is meer een bundel verhalen. Naarmate ik langer schrijf en langer weg ben van de universiteit, ben ik er namelijk van overtuigd geraakt dat het niet zozeer de theorie is die het meest indringende inzicht geeft in de werkelijkheid, als wel het verhaal. Ik geloof dat de plot, de verhaal structuur, een pakkender manier is om de werkelijkheid weer te geven dan theorie. Sterker nog: de petite histoire, dus niet zozeer het verhaal als zodanig maar het mini-drama, zegt ongelooflijk veel over een samenleving, veel meer dan een 'helicopter-view In een warung aan de Zuidzee (ISBN 90 5330 200 X) is versche nen bij uitgeverij Jan Mets en ver krijgbaar in de boekhandel (niet bij Moesson). Jakarta, Jakarta is helaas uitverkocht. digd. Achteraf geloof ik dat ik dat bijna niet kon vermijden omdat de persoon in kwestie zo veel aanleiding gaf om z'n doen en laten kritisch te volgen. Dat was ook niet de president. Ik geloof dat dit soort potentaatjes zich op een lager niveau bewegen. Die zijn vaak erger dan de echte machthebbers. De echte machthebbers zijn zo machtig, die denken: Ach, laat maar lullen. Kan ons het schelen. Het zijn vaak de midden- moot-potentaatjes, de kleine vazallen, met de langste tenen en de scherpste maatregelen. Ja, de toon is heel belangrijk, de vorm, de argumentatie. Ik bedoel, de feiten zijn de feiten. De Indonesische autoriteiten zul len je - althans in mijn jaren, hè, we zijn nu hopelijk op weg naar een ander Indonesië - het je niet makkelijk maken om feiten te verzamelen, maar ze zullen het je ook niet onmogelijk maken en ze zullen uiteindelijk de feiten ook niet ont kennen. Waar ze zeer gevoelig voor zijn, nogmaals, is beledigingen, gebrek aan respect, de badinerende toon van: 'het generaalsbewind', 'de Soeharto-kliek'. Dat soort diskwalificaties die je eigenlijk niet nodig hebt als journalist of als schrijver überhaupt om de waarheid op te schrijven. Je hoeft niet voortdurend etiketten te plakken, uitroeptekens te plaatsen. Tom Etty bijvoorbeeld, een Nederlandse vakbondsman, een zeer integere man, zei altijd waarop het stond, maar werd nooit grof en is tot op de dag van vandaag welkom in Indonesië. 'Ik als Nederlander,' verklaarde hij tijdens een seminar waar ik bij was, 'vind het gewoon volstrekt uit den boze dat een gepensio neerde officier leiding geeft aan een vak bond. Dat vind ik uit den boze.' Over de plaats van het leger in de maatschappij, dat wordt ook duide lijk in je boeken, verschillen Indonesiërs en Nederlanders sterk van mening. Dat is nu aan veranderingen onderhevig en we moeten nog zien hoe radicaal die zullen zijn, maar we kunnen rustig zeggen dat de afgelopen veertig jaar in de repu bliek Indonesië, actieve of gepensioneerde officieren in maatschappelijke leven - in politieke partijen, in het landsbestuur, van hoog tot laag - een hele belangrijke rol hebben vervuld. Dat is een soort van kerngegeven van het moderne Indonesië dat in Nederland op, ik zou haast zeggen, uitzinnige verontwaardiging stuit. Ik denk dat we in het twintigste-eeuwse West-Europa redelijke argumenten heb ben ontwikkeld om te vermijden dat de enige organisatie in ons bestel die het recht heeft om geweld te gebruiken, om die lieden zo ver mogelijk weg te houden van de besluitvorming, om te voorkomen dat de macht op den duur komt uit de loop van het geweer. Het is een respecta bel standpunt. Maar de Indonesiër zal zeggen: de volles- macht die de koloniaal heeft verdreven, kwam uit de loop van een geweer. En als die niet uit de loop van een geweer was gekomen, dan was het - ik wil niet zeggen nooit, maar - misschien wel tien jaar later gebeurd. Dus wat geeft het dat de macht uit de loop van een geweer komt? Want zonder die macht hadden we nooit onze merdeka, onze nationale vrijheid gehad. Voor beide standpunten is iets te zeggen. Zelf neig ik, als ik moet kiezen, meer naar een bescheiden plek voor de wapendra gers in de politieke besluitvorming, omdat ik het uiteindelijk toch gezonder acht, maar ik vind dat de Indonesiërs best goede argumenten hebben voor hun mening. Indonesië is een land van der tienduizend eilanden, honderd talen, vele religies, laten we zeggen: het prototype van versnippering en verdeeldheid. Dat land heeft eigenlijk maar één instituut dat echt nationaal is, waarin zowel Atjehers zitten, als mensen uit de Molukken, niet alleen Javanen maar ook Menadonezen, niet alleen mensen uit Irian, maar ook uit Sulawesi, en dat is het leger. Zonder dat leger waren ze niet alleen onafhankelijk geworden en dat leger houdt ze in zekere zin ook, als we het his torisch bekijken, door turbulente periodes bij elkaar als staat en natie. Het is, kort om, historisch aantoonbaar, een heel essentieel instituut, het leger. Dat het aan die essentiële rol het recht ontleent om mee te praten over het lands bestuur kun je uit Westerse politieke filo sofieën ongewenst vinden, maar vanuit de Indonesische geschiedenis berede neerd verdedigen. Ik kies geen standpunt. Ik probeer duide lijk te maken dat je in die ideologische debatten tussen Nederlandse dominees en stijfhoofdige Indonesische nationalis ten ongelooflijke wallen van wederzijds onbegrip moet wegvreten voordat je d'r zelfs maar een discussie of een dialoog over kunt voeren. Maar het is wel een interessant onder werp. Pas toen ik naar Indonesië vertrok, of een jaar daarna, heb ik me gereali seerd hoe ideologisch, volstrekt ideolo- 28 moessQn

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1999 | | pagina 28