Een gesprek met Ernst Jansz
Tekst: Geert Onno Prins
Ik sta een keetje rusteloos in Je
lokky van Hotel Via nen.
Om Jrie uur kek ik een afspraak
met Brnst Jansz en ket loopt
langzamerhand tegen vieren.
Zou ik hem zijn misgelopen?
Een serveerster uit het restau
rant werpt af en toe een klik
mijn kant uit. Ja, laat ik voor Je
zekerheid 's een kijkje nemen in
het restaurant, misschien is hij
Jaar gaan zitten.
'Hek je een klind-Jate hoor ik
iemand achter mij vragen.
Het is die serveerster.
Maar als ik mij omdraai, zie ik
hem ineens de trap opkomen,
Ernst Jansz, toetsenist, zanger
en meisjesidool van Doe Maar.
Heel Nederland staat de laatste weken
op zijn kop want Doe Maar, Nederlands
populairste popgroep ooit, wordt her
enigd. Doe Maar ging in '84 uit elkaar.
Ernst Jansz trad uit de schijnwerpers,
trok zich terug op het platteland en
schreef er twee boeken: Gideons droom
en De Overkant, over zijn Indische fami
lie. Nu, vijftien jaar later, heeft hij een
Indische cd uitgebracht en daar wil ik
graag met hem over praten, een mooie
cd, een beetje een krontjong-cd eigenlijk.
Ernst heeft een volle bos zwart haar met
daaronder een vriendelijk paar ogen die
je recht aankijken. Hij heeft iets ondeu
gends over zich en lacht aanstekelijk.
Zijn hele doen en laten heeft iets jon
gensachtigs, iets dromerigs. Hij ziet er
ook opmerkelijk jeugdig uit voor iemand
die in 1948 is geboren. In Amsterdam
overigens, niet in Indië.
'Ja, mijn vader,' vertelt hij - we zijn
inmiddels gaan zitten en hebben een
cappuccino besteld, 'die is al in 1932
naar Nederland gekomen. Hij had de
HBS gedaan in Batavia en toen wou hij
hier verder studeren. Hier heeft hij ook
mijn moeder leren kennen, in
Amsterdam. Ik heb een Hollandse moe
der.
Mijn vader is in Semarang geboren,
maar opgegroeid in Batavia, aan de
Tjikinilaan. Ik ben er later nog naartoe
teruggegaan. Ik wilde toch weten waar
hij op zijn blote voeten gelopen heeft,
maar dat huis, dat stond er niet meer.
Dat vind ik wel jammer. Ik had het
graag gezien.'
In de literatuur van de zogenoemde
tweede generatie neemt de vader een
belangrijke plaats in. Daarbij wordt hij
vaak als een strenge figuur
afgebeeld. Ziet Ernst zijn eigen
vader ook zo?
'Niet echt. Mijn vader was bij ons thuis
aan de ene kant bijzonder aanwezig,
maar tegelijkertijd teruggetrokken en
helemaal niet streng, tenminste niet op
het eerste gezicht. Natuurlijk had hij wel
een aantal ideeën waar we ons aan
moesten houden, anders was het huis
inderdaad te klein.
Mijn vader heeft in Nederland tijdens de
oorlog in het verzet gezeten, is opgepakt
en in het concentratiekamp terechtgeko
men en daar had hij nogal, ja, last van.
Hij was een beetje mensenschuw gewor
den. Dus in dat opzicht was hij sterk
aanwezig, zo van: "Zachtjes, want
papa..." Zo is mijn jeugd een beetje
geweest, in die sfeer.
Later gaf mijn moeder mij een doos met
brieven die mijn vader in Nederland van
mijn familie, mijn grootouders, uit Indië
ontving. Die brieven heb ik verslonden
en daaruit kreeg ik een ander beeld van
mijn vader; dat van een rebelse en
krachtige persoonlijkheid. Een groot
contrast met hoe ik hem gekend heb.'
moessQn
Met Hennie
Jaren vijftig. Ernst met een vriendje op
een pasar malam.
Mijn vader met een groepje vrienden,
eind jaren twintig, begin jaren dertig.'
26