zusters waren zeer aan elkaar gehecht. Ze
werden ook wel eens plagend sawitan
genoemd.
Na de dood van Nelly kwam er een grote
leegte in het leven van tante Jet. Mijn
partner en ik namen haar in 1983 mee
naar haar zuster Marie in Palembang.
Zij en haar man Karei Draisma waren
wél warga negara geworden.
Oom Karei werd ondanks zijn Friese
vader in het onafhankelijk geworden
Indonesië, hoofd publieke werken van de
gemeente Palembang en onder zijn ver
antwoordelijkheid zijn heel wat
bruggen en wegen aangelegd.
Het weerzien met leeftijdgenoten
die haar lief waren, deed haar
zichtbaar goed. Jammer genoeg
was haar moeder twee jaar eerder
op 91 -jarige leeftijd in Mangli
overleden. Tante Jet had haar
sinds haar vertrek uit Indonesië
nooit meer teruggezien.
De jaren die nu volgden, zijn niet
altijd de makkelijkste voor haar
geweest. Haar zus Marie en zwa
ger Karei waren inmiddels ook
overleden. Ze verhuisde naar
Hellevoetsluis naar een aanleun
woning, waar ze zich na enige
aanpassingsmoeilijkheden toch
senang begon te voelen. Ze
maakte er enkele goede vrienden
en kennissen, die ze verwende
met haar lekkernijen en als er
iemand hoofd- of spierpijn had,
dan pidjitte tante Jet die pijn wel
weg.
In die tijd werd ze geplaagd door
een dwangneurose, wat inhield
dat ze namen moest weten van
personen, die ze ooit op tv gezien
of op de radio gehoord had. Ook
van mensen die ze in het verle
den had ontmoet. Als ze niet op
hun namen kon komen, werd ze
onrustig en kon ze niet slapen. Bij nacht
en ontij belde ze stad en land af om ach
ter een bepaalde naam te komen.
Programmamakers van tv en radio wer
den door haar opgebeld. Zelf leed ze hier
het meeste onder.
Vanaf die tijd keek ze geen tv meer en
werd er niet meer naar muziek geluisterd.
In die periode zijn haar mooiste hand
werken ontstaan. Van de behandelend
psychiater kreeg ze de opdracht om een
schrift vol met namen op te schrijven.
Ook schreef hij haar medicijnen voor om
de dwanggedachten af te zwakken. Beide
therapieën hielpen slechts ten dele.
Willy Snell
In 1992 gebeurde er echter een wonder.
De broer van haar eerste man, Willy
Snell, was in de jaren zestig naar de
Verenigde Staten geëmigreerd. Hij was
inmiddels weduwnaar geworden. Via
familie in Holland hoorde hij dat Jetje ook
alleen was. Hij belde haar op vanuit
Amerika en van het één kwam het ander.
Er ontbloeide een romance, zoals die
alleen maar in boeken en films voorkomt.
Twee hoogbejaarde mensen, die elkaar
nog van Indië kenden en een paar wor
den. Hij bekende haar vroeger al verliefd
op haar te zijn geweest, toen ze nog met
zijn broer getrouwd was.
Oom Willy kwam vaak naar Nederland
en bleef dan lang bij haar logeren. Ook zij
ging meerdere keren met hem mee naar
zijn woonplaats Denver in Colorado. Ze
bleef dan maandenlang weg. Hij reed
haar als een koninginnetje rond in zijn
auto en ze aten veel buiten de deur. Ze
bloeide helemaal op, de dwangneurosen
verdwenen naar de achtergrond.
Dit geluk heeft zes jaar geduurd. Nog
voor haar negentigste verjaardag, dat op
grootse wijze in het tehuis werd gevierd,
reisde oom Willy af naar de Verenigde
Staten. Hij klaagde al een tijdje over pij
nen in de schouderbladen en vreesde een
ongeneeslijke ziekte onder de leden te
hebben. Kort na haar verjaardag is hij
dan ook overleden. 'Van de drie mannen,
die ik heb gehad, was hij de liefste,'
bekende ze me.
Een kapao of lemper
Na zijn dood pikte ze de draad van haar
leven zo goed en zo kwaad mogelijk weer
op. De dwangneurose begon weer op te
spelen, maar ze had zich nu beter gewa
pend. Ze had een soort archief aangelegd
met namen en zocht die op als die
nodig waren.
Ze verouderde zienderogen en
begon meer ouderdomskwalen te
krijgen tot de fatale dag, dat ze
wachtend op een taxi die haar
voor een uitgebreid onderzoek
naar het ziekenhuis in Dirksland
zou brengen, kwam te vallen. In
het ziekenhuis durfde de dienst
doende chirurg de gecompliceer
de heupfractuur niet te opereren
in verband met de slechte conditie
van haar hart. Hij liet haar de
keus. Ze besliste niet geopereerd
te worden. Ze zou nooit meer
kunnen lopen en een leven van
rolstoel en bed moeten gaan lei
den.
Mijn broers en ik besloten om
haar naar de Prevastichting in
Den Haag over te laten plaatsen,
zodat ze tenminste dichter bij ons
in de buurt zou zijn. Hier ging het
aanvankelijk de goede richting op.
Ze kreeg fysiotherapie en begon al
aan haar nieuwe omgeving te
wennen. Ze wilde uitsluitend
Indisch eten, bruin brood met
kaas kon haar niet bekoren.
'Breng toch voor mij bapao of
lemper mee,' zei ze.
Haar achterneef Remco, zelf ver
pleegkundige, woonde vlak achter
het verpleeghuis. Na zijn werk bezocht hij
haar een paar keer per dag en gaf haar
alle liefde en verzorging die ze nodig had.
Opeens verslechterde haar toestand, haar
hart begon te decompenseren, waardoor
er vocht in de longen kwam. Ze kreeg
zuurstof toegediend en in de nacht van 26
juni blies ze in aanwezigheid van familie
haar laatste adem uit.
Ze was niet zomaar een tante van ons.
Sinds de dood van mijn moeder had ze
haar plaats ingenomen. Ze was onze
mater familias en de laatste van de eerste
generatie die ons nog kon vertellen over
'toen vroeger'.
Bandoeng, 1946. Van links naar rechts: Carlo, de oud
ste, tante Jet, met mij (de jongste) op schoot, Nelly, mijn
moeder, Peter, de middelste.
moessQn
32