sografie van Soekarno
weer tussen Soekarno en de pas opgerichte studentenbond
PPPI, waarbij Soekarno de mond zou zijn gesnoerd! Het
gedenkboek 45 Tahun Sumpah Pemuda (1974, pagina 44) en
mijn eigen bijdrage 'Politiek' in Batavia/Djakarta/Jakarta (1997,
pagina 19) schetsen echter dat het Soekarno's begin 1927 opge
richte, Pemoeda Indonesia was die de stoot gaf tot één hecht
aaneengesloten Perhimpoenan Peladjar Peladjar Indonesia.
Een vereniging die zich nadien ook door toedoen van Amir
Sjarifoeddin zou ontpoppen als een tamelijk sterk Soekarno-bol-
werk.
Römuslia
Voor de Japanse periode laat Giebels zich overigens niet verlei
den, het voorbeeld van Lou de Jong ten spijt, om Soekarno's
gedrag tijdens de Japanse bezetting te bestempelen als collabora
tie. Dit laat hij terecht over aan het Indonesische volk om te
beoordelen.
Het zogenaamde römusha-beleid van Soekarno wordt bespro
ken steunend op twee, tamelijk recente, Japanse dissertaties van
Aiko Kurasawa en Shigeru Sato. Terecht concludeert Giebels
dat Soekarno niets te zeggen had over de inzet van römusha.
Dat werd in eerste instantie overgelaten aan plaatselijke pangreh
pradja, later toen er arbcidschaarste begon te heersen in de
Buitengewesten door het door Hatta en Wilopo geleide bureau
Badan Pembantoe Peradjoerit Pekerdja.
Acliillesliiel
Verder verwondert het mij dat Giebels geen gebruik maakt van
Solichin Salam's biografie Bung Karno Putera Fajar, net als de
Cindy Adams biografie op interviews gebaseerd en verschenen
in dezelfde tijd maar met opmerkelijke verschillen.
Hiermee stuiten wij op de Achilleshiel van Giebels' biografie.
Lambert Giebels is geen indonesianist en zal het door zijn
tamelijk hoge leeftijd ook wel nooit meer worden. Hij heeft
daarom bekende indonesianisten zoals mgr. M. Muskens,
Harry Poeze en zijn broer G.A.M. Giebels weten in te schake
len als meelezers van concepten van zijn biografie. Dit schijnt
niet geholpen te hebben om de vele verkeerd gespelde
Indonesische namen en begrippen uit de weg te ruimen.
Waarschijnlijk heeft een en ander ook geleid tot het maar niet
bestuderen van de toch reeds talrijke en nog steeds groeiende
Indonesischtalige monografieën, memoires en biografieën,
zoals de reeds aangehaalde biografie van Solichin Salam. Bij de
negen Indonesischtalige werkjes opgenomen in dit eerste deel,
heeft Giebels gemeend een vertaler in de arm te moeten
nemen. Dit is toch wel een heel karig totaal, ook al omdat
slechts drie van de negen inhoudelijk iets behoorlijks te bieden
hebben. Dit komt deze biografie - uiterlijk zo goed verzorgd -
niet ten goede. Dit gebrek leidt tot merkwaardige verzinsels en
allerlei toch makkelijk vermijdbare slordigheidjes.
Door zo karig gebruik te maken van Indonesische bronnen is
Giebels amper in staat om een verantwoord beeld van voor een
leek toch al moeilijk te begrijpen interne Indonesische politieke
verwikkelingen te scheppen. Het staat dan ook het trekken van
juiste en overwogen conclusies in de weg waardoor de lezer
slechts getrakteerd wordt op een opsomming van kale feiten
met weinig diepgang. Dit euvel wordt dan verheeld met verzin
sels en soms hinderlijke onjuistheden.
44 ste jaargang - nummer 5 - november 1999
Fabel
Zo wordt de KNIL-majoor Soeria Santoso op pagina 284 ver
meld als de vader van Hoegeng Santoso en niet Mas Soekario
Kario Hatmodjo, als aangegeven in Gunseikanbu's 2604 (1944)
Orang Indonesia Jang Terkemoeka Di Djawa op pagina 143, een
onmisbare biografische databank (te raadplegen bij het
Algemeen Rijks Archief en het Internationaal Instituut voor
Sociale Geschiedenis!) en in Abrar Yusra's en Ramadhan's
voortreffelijke Hoegeng biografie (1993 op pagina 31).
Het door Giebels geschetste Nefis-complot om Soekarno te ver
giftigen door enige kraton adelijken werd niet alleen schriftelijk,
maar ook nog mondeling aan mij door Ramadhan onderkend
als een fabel! Het plan verijdeld door Hoegeng, optredend als
actief TNI intelligence officier, met hulp van de nogal onbe
trouwbare propagandiste Ketoet Tantri hoort dus niet thuis in
deze biografie.
Hoegeng is nergens beschreven als een intelligence officier, maar
wel was er sprake van een TNI brigade-generaal Santoso die de
militaire politie in Djokja leidde, volgens de memoires van Ali
Satroamijoyo verzorgd door Chris Penders (1979, pagina 131).
Het verslag van 4 maart 1941, gericht aan de landvoogd aan
gaande Soekarno's anti-fascistische artikelen, was niet opgesteld
door Hartevelt maar door Levelt (pagina 250-1).
De bron die Giebels hierbij raadpleegt, is ook onjuist: niet
Kwantes maar Van der Wal (noot 117, pagina 500).
Giebels' aanhalen van een Japanse bron - die van Nishijima in
Japanese experiences op pagina 252 - om te bevestigen dat
Volksraadlid en Parindra voorman Thamrin was ingelijfd bij een
'vijfde colonne'(dai-goretsu katsudö) slaat nergens op. Thamrin
wordt niet genoemd op pagina 252 en komt in het gehele werk
je ook nergens ter sprake!
Pegfangfsaan Oost
Het nalaten de Gunseikanbu-databank te raadplegen leidt ver
der tot allerlei andere slordigheidjes. Mas Poegoeh, Soekarno's
zwager (en niet Poegoe zoals Giebels aangeeft), was geen
BOW-commies, maar opzichter en later hoofdopzichter bij het
BOW.
Midden 1944 is hij gescheiden van Soekarno's zuster die toen
hertrouwde met Mas Wardoyo. De Wardoyos, volgens de
Australische indonesianist Anton Lucas, waren toen in Blitar
actief betrokken bij het ondergrondse verzet tegen de Japanners.
De Solonees dr. Samsi - Giebels noemt zijn familienaam
Sastrawidagda niet in de tekst - was niet dertig, maar 33 jaar
oud tijdens de oprichting van Soekarno's PNI.
Soekarno's eerste belangrijke politieke bijdrage van 1926 ver
scheen als een serie artikelen in het periodiek Indonesia Moeda
en niet in het pas in december 1927 verschenen Soeloeh
Indonesia Moeda. Een feit achterhaald door Dahm en mijzelf!
Mohammad Hoesni Thamrin's verenigingsgebouw aan
Gang Kenari 15 in Weltevreden werd niet Gedoeng Nasional
genoemd in die tijd, maar Gedoeng Permoefakatan Indonesia.
Ook bij het noemen van de naam van Oetari's tweede man
Sigit Bachroem Salam wordt de familienaam Sigit weggelaten
en Cindy Adams' beschrijving overgenomen, zonder enige
re-check bij de nog in leven zijnde kinderen van dit tweetal in
Surabaya aan de jalan Kalikepeting.
Soekarno's tweede zoon uit het huwelijk met Fatmawati wordt
Guru genoemd en niet Guruh Irianto. Fatmawati geeft zelf
verslag (in Pos Kita van 13 juli 1977) van deze naam: Guruh
werd het, omdat na Guntur (donderslag) de eerste zoon, de
donderslag wordt gevolgd door een vibratie (Guruh).
Irianto werd toegevoegd vanwege de strijd om West-Irian.
41