POIKRIE'S
PERIKELEN"
Beroeaiio
terbaiig'
'De maan was
cirkelrond als een
groote oude rijksdaalder
H. v. Olphen
Toen schoof heel langzaam de groote,
roode maan boven de verre bamboe uit.
Langzamerhand verbleekte het rood tot
lichtgeel koper en de tuin glansde in een
wondermooi, zacht licht.
Maneschijn droppelde tusschen de bam
boes, en de ruige waringin en de andere
boomen kregen een fijnen, gouden rand;
de hooge klappers met hun waaierende
toppen staken scherp af tegen den don-
ker-zilveren hemel.
En de maan was cirkelrond als een groote
oude rijksdaalder.
De tokèh had den vorigen avond al
gezien, dat er nog maar een heel klein
stukje uit de maan was, dus hij wist voor
uit, dat zij dezen nacht cirkelrond zou
zijn. Dit was dus zijn avond.
Opeens riep hij luid: 'rrrrrrrrr'...
De krekels en de kikkers en de wind
waren stil en de heele tuin luisterde.
Ook Gajatri en Sarina en Sri Biroe waren
klaar wakker en luisterden.
Toen zei de tokèh op zijn harden com-
mandotoon: 'tökkèèèh'... en nog eens
'tökkèèèh'... En allen telden mee: 'één...
twee...'. De tokèh ging voort:tökkèèèh...
tökkèèèh... tökkèèèh...' en ze telden:
'drie..., vier..., vijf...'.
En toen dachten ze allen, dat het uit was,
als gewoonlijk en de wind fluisterde al
een grapje en de krekels gierden. Maar de
oude tokèh ging voort: 'tökkèèèh...', en
allen telden verbaasd: 'zes!' want hij riep
haast nooit zesmaal.
Daarna wachtte de tokèh en de tuin
zuchtte diep, want ze hadden een oogen-
blik gehoopt, dat...
'TOKKEEEH...' zei de tokèh plotseling.
Een oogenblik was het doodstil in den
tuin; daarna telden ze allemaal ademloos
en aarzelend zacht: zeven...?'
En toen werd het in den tuin een gesna
ter en een gefluister en een geklepper en
een gebabbel als een storm.
'Zeven?' herhaalden ze ongeloovig:
'Zeven?' 'Heb jij het ook gehoord?' 'Ik
weet het zeker!' 'Ik heb heel voorzichtig
geteld'. 'Zeven? Heusch zeven.'
Daarna werd het weer stil, want allemaal
deden ze hun wensch en allemaal
wenschten ze wat anders.
(Fragment uit: Het sprookje van de prinses,
het arme waschmeisje en de vlinder.
Niet verkrijgbaar bij Moesson.)
In de droge tijd viel er ter hoogte
van de doesoen Rasoean a ltijd
een grote zandbank droog in de
kali Komering. Dan moest je een
heel eind over die zandplaat
lopen eer je hij een overgebleven
vaargeul van zo n twintig meter
breedte kwam. Voor de
Rasoeanse vrouwen was dat niet
zo leuk, want dan moesten ze
een aardig eindje verder lopen
om hun was te kunnen doen.
Maar voor de kinderen was die
zandbank een prachtige speel
plaats, konden ze naar hartelust
op ravotten.
Wie daar weieens aan meede
den, waren Sjahdoellah en
pembarap Ibrahim. Die twee
waren gek op kinderen, en kinderen ook
op hen. We hebben daar wat afgelachen,
op die zandbank. Vooral als de niet meer
zo jonge Ibrahim alle eerbiedwaardigheid
aflegde, om in zijn halflange katok pen-
dek achter die rappe jochies aan te ren
nen. Terwijl hij duvelsgoed wist dat hij ze
met geen mogelijkheid te pakken kon
krijgen. Of als de potige Sjahdoellah zich
heftig tegenspartelend door het uitgela
ten grut liet overmeesteren en luidkeels
om ampoen vroeg als ze hem begonnen
te kietelen. Dat zijn leuke herinneringen.
Net zo leuk als de herinneringen die ik
heb aan de keren dat Sjahdoellah en
Ibrahim 's avonds op bezoek kwamen.
Dan kwam de kopi toebroek op tafel en
als het een beetje meezat de empèh-
empèh van Sjahdoellah's vrouw. Die lek
kernij had genoeg explosieve kracht om
je van de sokken te blazen. Als je zo'n in
een bloedhete azijnsaus gedompeld vis-
deeg-schuitje in je mond stak, kolkte je
de rook uit oren en neusgaten.
Reutel en tl gel jrom
Op zo'n avond duurde het nooit lang of
alle hoogwaardigheidsbekleders werden
op de hak genomen. Ibrahim deed dat in
nette bewoordingen en Sjahdoellah op de
rauwe manier hem eigen. Omdat ze
eikaars tegenpolen waren, verschilden die
twee vaak van mening. Maar als er over
doekoen Mahmoud werd geroddeld,
zaten ze op één lijn en bleef er geen
spaan van de doekoen heel. Toch kon je
soms merken dat achter alle kritiek een
gevoel van onbehaaglijkheid school. Dat
kon ook niet anders, want Mahmoud
had een macht over zijn omgeving die
zelfs de autoriteit van de pasirah ont
steeg. Ingewijden beweerden dat
Mahmoud's functie al eeuwenlang van
vader op zoon was' overgegaan, hij dus
over een formidabele kennis van zaken
beschikte. Dat daar ook het 'bikin' en
gifmengen onder viel, werd door velen
aangenomen maar door slechts weinigen
toegegeven. En dan nog onder vier ogen
en met de eis van strikte geheimhouding,
want in de kleine gemeenschap van een
doesoen gaat gauw iets rond. Die uit
angst voor represailles geboren gesloten
heid bezorgde Mahmoud een soort van
ADVERTENTIE
Al meer dan 40 jaar het adres voor de enige
echte Indische saucijsjes
Tevens in ons assortiment
Babat - Paroe - Limpa Oetak
De Groenteman H. v. Olphen,
Haverkamp 222, 2592 BM Den Haag,
tel. 070 - 383 96 99.
V.a. Centraal Station bereikbaar met bus 4 of tram 6
44 ste jaargang - nummer 6 - december 1999