stukje: g'esckiedems
aan de Kaap
'Yoesoef kad ket daar zoo kwaad nog niet'
In de jaren zeventig van de
zeventiende eeuw regeerde
over Bantam, sultan Ageng
Tirtayasa. Net als bij de
andere Javaanse vorstenhoven
was het hof van sultan Ageng
een broeinest van naijver,
rancune en intriges in een
strijd om persoonlijke macht.
Lange tijd wist men zoiets
soms nog wel toe te dekken
met vormen van uiterlijke
beleefdheid, maar bij opvol
gingskwesties kwam de ware
aard der tegenstellingen toch
aan het daglicht.
Een van de partijen deed dan vroeger of
later een beroep op bijstand van de VOC,
die overigens nooit veel animo had zich te
mengen in dit soort duistere interne
zaken, waarbij de participanten elkaar
vaak naar het leven stonden. Pas als het
echt niet anders kon, intervenieerde men;
een voor de VOC altijd kostbare affaire.
Een invloedrijck Paep
Zo stonden in Bantam in 1680 Hadji - de
zoon van sultan Ageng - en zijn vader
tegenover elkaar. Hadji wilde met de
VOC samenwerken maar de sultan had
daar niet veel zin in. Aan het hof van de
sultan was verbonden een zekere sjeik
Yusuf 'een invloedrijck Paep off opper
priester'. Deze Yusuf kwam uit Makassar,
waar hij had meegemaakt hoe de superin-
1 tè Macassar bij
Kaapstaf fZuid-Afrika (1998).
tendent en admiraal Cornelis Janszoon
Speelman (1628-1684) met steun van de
Boeginezen, Makassar gedwongen had
tot het tekenen van het fameuze
'Bongaais Verdrag'.
Yusuf was zeer anti-Nederlands en een
onverzoenlijke fundamentalist, die het de
VOC zeer moeilijk maakte. Tussen de
beide polen Hadji en Yusuf zwalkte de
sultan onduidelijk heen en weer. Dit alles
eindigde in 1683 na een achtervolging
van anderhalf jaar door grote delen van
Java met de arrestatie van de 'jahara'
(schelm) Yusuf. In 1684 werd deze met
een groot gezelschap als balling inge
scheept naar Ceylon. Ageng moest op
Batavia bij het Casteel blijven wonen,
maar verder was hij vrij.
Verbanning
Na 1675 had zich in Midden- en Oost-
Java een soortgelijke affaire afgespeeld
tussen Sunan Amangkurat I van
Mataram en enige Pangerans. Naar aan
leiding daarvan schrijft de natuurhistori-
cus Rumphius in zijn Antwoort en
Rapport aan Hurt 1684: 'Door d'oorlo-
gen dewelcke de Comp. op 't versoeck
van den Mattarramsen Keijser 't sedert
1675 op Java gevoert 't selve lantwaarts
redelijck bekent geworden [is]'.
Voor de VOC bleken beide conflicten een
waterscheiding. Ervoor bezat zij naast
Batavia slechts enige factorijen op Java's
noordkust, daarna kon zij zich niet meer
onttrekken aan verantwoordelijkheid voor
ook het binnenland.
Yusuf werd in 1694 vanuit Ceylon, waar
men gepoogd had hem vrij te krijgen,
naar 'Caep Die Goeie Hoop' gebracht.
Op reis daarheen verrichtte hij een won
der, dat in Zuid-Afrika zelfs door mos-
Tekst en foto: W. Buijze
lim-historici nog steeds serieus genomen
wordt. Yusuf zou zijn voet gestoken heb
ben in een emmer zeewater, dat toen hij
zijn voet eruit nam zoet water bleek te
zijn geworden.
De regering aan de Kaap betaalde hem
dertig gulden per maand; totaal dus - tot
aan zijn dood vijf jaar later - zo'n acht
tienhonderd gulden. Maar de Kaap
klaagde bij de Regering op Batavia dat
het hele gezelschap hen zo'n 26 duizend
gulden gekost had. Dit bedrag moest uit
Kaapse middelen betaald worden. Het is
dus te begrijpen dat de zeer gerespecteer
de historicus dr. E de Haan in zijn
onovertroffen Priangan schrijft: 'Yoesoef
heeft het daar zoo kwaad nog niet gehad'.
I'abl awan merdeka
Toen Yusuf op 23 mei 1699 stierf, werd
hij niet ver van Kaapstad begraven in een
dorpje aan de Valsche Baai, dat niet voor
niets Macassar heet. Spoedig keerden
volgelingen van hem terug naar Indië en
daarbij namen zij waarschijnlijk al direct
gebeente van Yusuf mee.
Immers, de regering op Batavia schrijft
naar de Kaap dat, wanneer naar hun land
terugkerende familieleden voor hun ver
trek overblijfselen opgroeven en meena
men, daarvan maar geen notie moest
worden genomen. In 1703 of 1704 is zijn
gebeente herbegraven te Soengoeminasa
op Zuid-Celebes. Daar ligt het nog
steeds.
Toen in 1705 Franpois Valentijn de
Keramat aan de Kaap bezocht, was die al
leeg. Net zo leeg als toen Soeharto daar
in 1997 deze 'pahlawan merdeka' (held
en strijder voor vrijheid) eer betoonde.
Toen ik in oktober 1998 daar stond heb
ik tegen de aardige moslims, die nu in
Macassar wonen, daarover maar niks
gezegd. Wel wees ik hen op de omliggen
de rotsige bergen, die heel erg lijken op
de bergen bij Makassar op Celebes. Ik zei
toen: 'Yusuf moet zich hier toch een beet
je thuis gevoeld hebben'.
44 ste jaargang - nummer 6 - december 1999