Eén en al kemxnermg
S I A
Andamanse
Zee
beest in en wie de kans had moest maar
een tik uitdelen. Het toeval wilde dat ik,
lopend op een smal pad ineens een var
ken op mij af zag komen. We schrokken
allebei, maar het beest nog meer dan ik.
Het draaide zich om en begon te ren
nen. In het begin raakte ik achter, maar
na een paar honderd meter haalde ik
hem in en kon een tik uitdelen, waar
door hij door zijn achterpoten zakte.
Toen was het verder snel gebeurd. Een
van de slagers werkte het verder af.
Door mijn vertrek de volgende morgen
liep ik helaas de tong mis.
Een Koreaans Bootreisje
Mijn bewaker maakte duidelijk dat we
met een Thaise motorboot verder moes
ten. Die boten noemden we pompom's:
een flinke roeiboot met een afdak erop,
een voorplecht van ruim een meter, een
dieselmotor en zitruimte voor enkele per
sonen. Op de voorplecht lagen twee
wagenwielen op elkaar en daar werd ik als
een aap zonder ketting op gezet. De
Koreaan wilde languit liggen en de Thai
vond het best. Na een dag heel langzaam
de rivier te zijn opgevaren besloot de
schipper naar de kant te gaan om zijn
motor na te kijken. Het werd een moeilij
ke nacht. Ik kreeg een malaria-aanval, de
zoveelste. Je krijgt het eerst erg koud en
daarna voel je je erg moe. Een verblijf op
een wagenwiel, in een gestaag vallende
regen, doet daar weinig goed aan.
De volgende morgen pakte de Koreaan
een emmer van de Thai om een bad te
nemen en kieperde de inhoud overboord.
Toen ontstond er een luid twistgesprek
tussen beide heren. Het werd almaar
rumoeriger, beiden wonden zich steeds
meer op. Als buitenstaander, niets ver
staand van het Siamees, het Koreaans of
Japans en in een min of meer apathische
toestand, sufte ik op mijn plekje tot ik
door de Koreaan werd geroepen. Met
handen en voeten werd mij duidelijk
gemaakt dat de moer van de motor door
de Koreaan, met het water uit de emmer
overboord was gegaan en dat het dus mijn
taak was die even op te duiken. Bij de eer
ste duik merkte ik dat ruim anderhalve
meter onder de kiel een dikke laag mod
der de rivierbodem bedekte.
Na de tweede duik hield ik me onder de
kiel verscholen tot ik weer lucht moest
happen. Na een aantal duiken bedacht de
Koreaan dat er een bamboe gebruikt
moest worden om de duiker aan te sporen
op de zoektocht. Hoewel het zeer deed,
was ik niet van zins de werkwijze te veran
deren en de moer bleef zoek. Het begon
de Koreaan te vervelen en hij besloot het
toen maar zelf te doen. Na twee keer dui
ken was dat ook afgelopen. Hij besloot
toen maar de boot de boot te laten en te
voet verder te gaan.
De terugkeer in Kuy was triest. Heel wat
patiënten die ik ruim een week ervoor had
verlaten, waren evenals de zieken die in
Tha Soe afhaakten, overleden en de eerste
cholera-doden vielen in het kamp te
betreuren. Dat was in juli 1943, ruim 56
jaar geleden, maar nog lang niet vergeten.
Illustratie en kaart uit: Birma spoorweg;
een visuele herinnering door Otto Kreefft.
Uitgeverij Stabelan.
John Knaud
Tekst: Lilian Ducelle
'John hier.' Als ik zijn nummer draaide,
klonk er een stem uit een spelonk van
iemand die in zijn slaap gestoord werd.
Die stem zal ik nooit meer horen en ik
zal nooit meer antwoord krijgen als ik
iets vraag over wajang, krissen, autowe
gen, bestuursambtenaren, vulkanen, of
wat maar ook wat met Indië te maken
had. John is dood. Niet gestorven,
overleden of heengegaan, gewoon
dood.
Zo zei hij het altijd. 'Ik ga dood, ik ben
al tweemaal schijndood geweest, de
derde maal is het menens. Geen gere-
animeer alsjeblieft, ik hoop dat ik alleen
ben als het zover is.'
En dan grinnikte hij erbij alsof hij een
goede bak had verteld. Hij zat al jaren
krakkemikkig in elkaar; zijn hart, bloed
druk, nieren - om de haverklap donder
de hij in elkaar. Op 18 november
jongstleden voor de laatste keer. En hij
was alleen. De politie vond hem.
72 jaar is John geworden.
Als tiener voor de oorlog naar
Nederland gekomen. Geen Japanse
bommen horen vallen, wel het bombar
dement op het Haagse Bezuidenhout
meegemaakt. Een Hagenaar dus, maar
met hart en ziel een geboren
Soekaboemelaar. Onvoorstelbaar hoe
intens hij het leven en Soekaboemi, de
stad van zijn ouders, herbeleefde en
reconstrueerde door foto's te verzame
len, familie en vrienden van zijn familie
uit te horen. Zijn boek Herinneringen
aan Soekaboemi getuigt er van.
John Knaud was tekenaar, fotograaf, hij
schreef artikelen, werkte mee aan boe
ken en schreef er zelf drie over Den
Haag. Het laatste deel kwam even voor
zijn sterfdag van de pers.
Wat gebeurt er nu met de Soekaboemi-
Club, de Soekaboemi-Post, zoals alleen
John die kon vullen?
Ik kan zijn nummer niet meer draaien
als ik met een vraag zit of iets kwijt wil,
zijn mening wil horen.
Onze vraagbaken vallen weg. We klam
pen ons vast aan herinneringen. Maar
is ons geheugen nog betrouwbaar?
Zitten we er soms niet naast? John's
sneers en gegrinnik zal ik het meest
missen als ik fout zit. Maar dat weet ik
dan niet. Ellendig.
moessQn
KRIJGSGEVANGENKAMPEN VAN' DE DE BIRMA-SIAM SPOORWEG
,92 Thanbyuzayat
8-406 Wagalé
13-401 Tettoku
Konoko
Rabao18-396~^S^ 30-385 Retpu
7k)ti,n 40-37&' \467^^nrkwhl
53-362 Tam bay o
61-354 Honshu
66-349 Kami Mezali
72-343 Mezali, Maf all. Masalé
78-337 Aparain
95-320 Kyandoi
105-310 Ahganan
1p8~307 Payatonzu
114-301 Changaraya
122-294 Sonkorai, Sonykia
Drie Pagoden Pas 112-303 133-282 Nike. Nikhe, Niki, Nlki-Niki
142-273 Teimonta. Timonrar
Tanzum
Aparon
Anganan 2 100-315'
Ontmoetingspunt 262,87
17 okt. 1943
153-262 Konkuita
157-258 Kurikonta
165-250 Kriankn, Krueng Krai
171-244 Tamuron Part
186-229 Na ma ion, Namajo, Tatparyo
197-218 Takanun, Takunun
207-208 Brankasi
Hindato
190 Kuei, Kui
Prang Kasi
Rinten, Lin Thin
181 Rin Tm,
Kmsayok watervalI
166 Kanu. Kanyu
Hm Tok, Hintoku
larnpi
Tonchan
Tarso, Thajloe Nam TokI 1
Wanyai, Wang Yai 1
Chong jj
Wam Po. Wang
l.um
Takilen, Takire
78-Tajpn