Geschiedschrijvers en
geschiedvorsers
Tekst: Lambert Giebels
In het novemhernummer van Moesson is een recensie verschenen
van deel I van mijn Soeharno-hiografie van Je hand van prof. 13.B.
Hering. Hij schrijft Jat Je verschijning van het hoek 'is omringd met
euforie'. Inderdaad maakten radio en tv er melding van en zijn er
tot dusver enkele tientallen recensies verschenen, variërend van
lovend tot kritisch. Ilet is niet mijn gewoonte om op recensies van
mijn hoeken in te gaan. ik doe dat wel op de recensie van Hering.
ik heh daarvoor twee redenen.
kig voor
De eerste reden waarom ik op de
uiterst onwelwillende recensie
van Hering wil reageren, is
omdat ik daarin de rancune proef van
een man die een rekening met mij te
vereffenen heeft. Ik heb aanleiding voor
deze veronderstelling.
Hering is al zo'n dertig jaar bezig met
een biografie over Soekarno. Vier jaar
geleden, na het verschijnen van mijn
biografie van L.J.M. Beel, benaderde hij
mij met het voorstel tezamen de
Soekarno-biografie ter hand te nemen.
Ik ben daar aanvankelijk op in gegaan.
Mijn suggestie was dat ik het boek zou
schrijven op basis van de research die hij
al had gedaan en die verder nog nodig
zou blijken. Professor Hering ging ech
ter uit van de veronderstelling dat hij het
boek zou schrijven. Mij was de beschei
den taak toebedacht van een soort stu
dent-assistent voor de nog resterende
research. Deze taakverdeling beviel me
allerminst.
Hering is een geschiedvorser, die ons,
indonesianisten, aan zich heeft verplicht
door de bronnenstudies die hij heeft ver
zorgd - onnodig te zeggen dat ik daar
van voor mijn Soekarno-biografie
dankbaar gebruik heb gemaakt. Hering
is evenwel geen geschiedschrijver. Hij
mist daarvoor stilistische begaafdheid.
Als schrijver ontpopt hij zich als een
omgevallen boekenkast. Men ziet dit in
zijn biografie van Hoesni Thamrin, die
Hering in eigen beheer heeft uitgegeven.
Op vrijwel iedere pagina van deze bio
grafie staan uitgebreide voetnoten, waar
in hele bibliotheken over de lezer wor
den uitgestort van boeken en artikelen,
die hetgeen de schrijver beweert bijval
len, tegenspreken of louter maar te spra
ke brengen.
Nadat ik Hering mijn bezwaren tegen de
taakverdeling onomwonden had kenbaar
gemaakt, zijn we uit elkaar gegaan. Later
besloot ik zelf een Soekarno-biografie te
schrijven. Vandaar dus mijn veronder
stelling dat Hering nog een appeltje met
mij te schillen had.
Nederlandse archieven
Hering geeft in zijn recensie geen inhou
delijke kritiek op mijn boek, met uitzon
dering van een losse opmerking als 'de
lezer wordt slechts getrakteerd op een
opsomming van kale feiten'. Omdat hij
me anderzijds beticht van verzinsels,
weet ik niet wat ik met zo'n opmerking
aan moet. Herings kritiek op mijn boek
spitst zich toe op twee punten.
In de eerste plaats verwijt hij mij dat ik
'geen indonesianist' ben. Hij bedoelt
kennelijk dat mijn beheersing van het
Indonesisch inderdaad niet uitkomt
boven wat vroeger 'pasar maleis' werd
genoemd. Maar moet men een schrijver
het recht ontzeggen een biografie over
Bakoenin te schrijven, omdat hij geen
Russisch kent of een biografie van Mao
Tse-tung, omdat hij het Chinees schrift
niet kan lezen?
Dat ik Indonesische bronnen niet in hun
oorspronkelijke taal kan raadplegen, heb
ik inderdaad als een handicap ervaren.
Gelukkig voor mij - overigens ongeluk
een Indonesische biograaf van
Soekarno - berust het belangrijkste
archiefmateriaal van Soekarno over de
periode 1901-1950 in Nederlandse
archieven - ik heb ze in het voorwoord
bij mijn boek genoemd.
Voorst zijn de meeste Indonesische
publikaties die voor een biograaf van
Soekarno van belang zijn - waaronder
alle belangrijke geschriften van Soekarno
en ook vele memoires, gedenkschriften
en biografieën van hoofdpersonen rond
hem - in het Engels en het Nederlands
vertaald.
Nefis
Ten slotte heb ik een aantal Indonesische
publicaties in het Nederlands laten ver
talen. Dat zijn er meer dan in mijn lite
ratuurlijst zijn opgenomen; daarin heb ik
alleen 'gebruikte literatuur' vermeld.
Zoals ik eveneens in het voorwoord heb
gezegd, bestaan er niet zoveel
Indonesische publikaties over Soekarno,
die de toets van de historische kritiek
kunnen doorstaan. Ze weerspiegelen te
zeer de geest van de tijd waarin ze zijn
gepubliceerd. Het zijn monografieën,
biografische schetsen en gedenkschrif
ten, die bung Karno tijdens diens leven
kritiekloos lof toezwaaiden, die hem de
eerste periode na zijn dood verguisden
en die, nadat zijn rehabilitatie op gang
kwam, in hagiografieën ontaarden.
Een verwijt van Hering aan mijn adres is
ook dat ik de lezer verdichtsels voor
schotel. Wanneer ik op onwaarschijnlijke
verhalen stuitte, heb ik steeds gepro
beerd er een tweede of derde bron bij te
zoeken. Een voorbeeld daarvan is de
suggestie dat in 1946 door de Nefis een
poging zou zijn gedaan om Soekarno via
kringen rond de kraton van Djokjakarta
te vergiftigen. Ik stuitte op deze infor
matie toen ik met enkele vrienden het
boek van de Amerikaanse Muriel
Pearson, alias Ketoet Tantri, in het
Nederlands vertaalde.
De Jokja-connection
In dit boek, Revolt in paradise, dat wel
iets van een thriller heeft, vertelt de
schrijfster dat zij de vergiftigingspoging
heeft helpen verijdelen in samenwerking
moessQn
Taakverdeling