Mr. Joan Maetsuyker (1653 - 1678) Gouverneurs-generaal van Nederlands-Indië Tekst: Leo van Putten Joan Maetsuyker werd op 14 oktober 1ÓOÓ in Amsterdam geboren. Hij b racht in deze stad zijn jeugd door om vervolgens rechten te gaan studeren in de universiteitsstad Leuven. Hij wist door zijn bekwaamheid al snel de aandacht van de heren bewind hebbers op zich te vestigen. In 163 5 nam de voc hem in dienst als 'pensionaris van den Achtbaren Raedt van Justitie des Casteels te Ratavia'. Er waren een aantal voorwaarden waaraan je in elk geval moest voldoen om de top van de hiërarchie te kunnen bereiken. Nationaliteit was er één van. Hoewel de personeelsbezetting van de VOC zeer internationaal was, waren het toch vrijwel alleen Nederlanders die de top bereikten. Een ander gegeven was dat de functiona rissen Nederlands Hervormd moesten zijn. Joan Maetsuyker was van rooms katholieke afkomst. Toen hij werd aange steld bij de raad van Justitie moest hij dan ook beloven 'omme onbedwongen uyt een oprechte affectie en liefde tot de gerefor meerde religie, als op Batavia sal syn geco- men, daervan professie te doen'. Deze belofte heeft hem in zijn langdurige ambtsperiode niet eenmaal aan het Heilig Avondmaal doen plaatsnemen. Een hou ding die in het protestantse Batavia sterk moet zijn opgevallen. Makassar Maetsuyker is ruim 24 jaar landvoogd geweest, een record dat nooit meer werd gebroken. Hij was een evenwichtig diplo maat met een goed gevoel voor de verhou dingen in Azië. Maetsuyker paste treffend in de profielschets die de bewindhebbers voor ogen hadden. Zij zagen in hem de talentvolle directeur die uitvoerde wat de hoofdlijnen in Amsterdam voorschreven. Tijdens zijn lange bewind werd er hard gewerkt aan consolidatie én uitbreiding van het inter-Aziatisch handelsnetwerk. Rode draad bleef het basisplan van Matelief de Jonge en Jan Pieterszn. Coen. Kern van dit plan was het specerijen monopolie. Er ging een zekere dreiging uit van de Britten die ervan werden verdacht Makassar te willen binnenvallen. Dat zou een lek in het specerijenmonopolie bete kenen. Maetsuyker profiteerde optimaal van de politieke constellatie op Celebes en door middel van handige allianties zag hij kans Makassar uit te schakelen. Een gevoelige nederlaag moest echter worden geaccepteerd. In 1661 viel Coxinga met 25 duizend man Formosa binnen. Na hevige strijd moest op 1 februari 1662 het fort Zeelandia worden opgegeven en werd het strategisch zeer belangrijke handelssteunpunt verlaten. Zelfbewust In de loop van de zeventiende eeuw werd de samenleving in het centrum van de VOC-macht, Batavia, steeds zelfbewuster. Dat zelfbewustzijn manifesteerde zich in het ontwikkelen van eigen gebruiken en gewoonten los van het moederland. Francois Valentijn liet in zijn Oud en Nieuw Oost Indien zien dat met het ont wikkelen van de samenleving de stijl flam- boyanter werd. Hoge functionarissen verplaatsten zich met grote staatsie door de stad met een aanzienlijk gevolg van dienaren. Met name als zij hun opwach ting maakten bij de Aziatische heersers was veel machtsvertoon een uiting van het groeiende zelfbewustzijn. Ook zien we vanaf het midden van de zeventiende eeuw dat een groeiend aantal vrouwen van hoge VOC-functionarissen voortkwamen uit immigranten die het grootste deel van hun leven in Azië had den doorgebracht of daar geboren waren. Maetsuykers eerste vrouw bracht 29 jaar van haar leven in Batavia door, zijn twee de vrouw Elisabeth Abbema woonde 19 van haar 36 jaren in Indië. Het zijn meer en meer vrouwen die in Indië werden geboren, uit Europese ouders, die opklimmen tot eerste vrouw naast de landvoogd. Wetenschap en cultuur De vroege VOC-samenleving wordt vaak omschreven als cultureel en intellectueel weinig ontwikkeld. Toch toonden ver schillende functionarissen en landvoogden een oprechte belangstelling voor de diver se onderwerpen die in de archipel aan de orde waren. Typerend is Maetsuykers houding ten opzichte van de beroemde natuurwetenschapper Rumphius. Deze onderzoeker werd blind en door de gou verneur van Ambon op een zijspoor gezet. Maetsuyker greep in en zorgde voor de benoeming van Rumphius tot een soort adviseur op Ambon zodat hij zijn werk voort kon zetten. De Heeren XVII waren zeer tevreden over het strakke bewind van Maetsuyker. Toen hij verzocht om salarisverhoging schreven zij 'dat hij maandelijks kon nemen zoveel hij begeerde'. Een landvoogd met een ijzersterke repu tatie. Soms duiken er ook kritische kantte keningen op bij zijn leefstijl. Zo zou hij er met de vrouw van de gouverneur van Ambon vandoor zijn gegaan en zich daar mee een ontrouw vriend hebben betoond. Ook moet hij zo achterdochtig geweest zijn dat hij vanuit zijn kamer een trap naar de secretarie liet maken om onver wacht vanaf deze trap het werk van zijn secretarissen te kunnen bespieden. Voor de rest stond hij politiek echter in hoog aanzien en bereikte de VOC onder zijn bewind een hoogtepunt in Azië. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de bewindhebbers verzoeken tot ontslag niet graag wilden honoreren. Uiteindelijk hoefde het niet meer. Joan Maetsuyker overleed op 4 januari 1678 in Batavia waar hij met groot eerbetoon in de Kruiskerk werd begraven. 44 ste jaargang - nummer 7 - januari 2000 35

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 35