'Ik jen gfeen mode-maker, ik maak creaties' Robert Mahieu, couturier 1923 1999) moessQn schreef? 'Dat er zowaar een modeshow was ingelast nam men graag voor lief De parade van fraaie japonnen en zon- nepakjes was trouwens lang niet het slechtste onderdeel van het programma.' Als Tjalie me niet had tegengehouden... En dat terwijl koningin Juliana die aan wezig was en alleen tot de pauze zou blijven, de hele voorstelling bleef. Tjalie na afloop bedankend voor de prachtige avond: 'Ik had niet verwacht dat ik er zoveel moois, zoveel origineels te zien en te horen zou krijgen. Ik ben blij en trots dat jullie naar Nederland gekomen zijn!' Estilo Espag'nol Blij en trots, dat is Robert Mahieu altijd geweest met wat hij in alle bescheiden heid met zijn talent kon doen. Voor vaste inkomsten werkte hij bij een confectiebe drijf, maar thuis in zijn smaakvol inge richte woning was hij Robert Mahieu, couturier. Met een vaste élite clientèle voor wie hij - en speciaal voor hen - zijn japonnen en pakjes ontwierp. 'Ik ben geen mode-maker, ik houd er van cre aties te ontwerpen op de persoonlijkheid van de vrouw.' Hij drapeerde het materi aal op de pop en knipte het zoals hij het had vastgespeld. Hij genoot natuurlijk van bewondering en waardering, maar hoefde niet zo nodig in de publiciteit. Een van de mooiste shows die hij thuis hield, was in 1960 'Estilo Espagnol'. Creaties geïnspireerd op Spaanse cul tuur en klederdrachten. Ongelooflijk zoals hij met lijnen en kleuren kon tover en. Arthur Bob (Robert) Mahieu, een van de bijzondere mensen die van onze eeuw afscheid moest nemen. Begin vorig jaar belde hij me nog op: 'Ik wil zo graag komen bijpraten over van alles en nog wat. En dan breng ik tapé voor je mee, daar hou je toch zo van?' Juist op die dag had ik mijn jaarlijkse bronchitis... 'Herinnering is een bewuste constructie van iets dat je niet vergeten kunt', stond op een prachtige wenskaart die ik ont ving. Zoveel dingen kun je niet vergeten, de mooie wil je niet vergeten, Robert Mahieu. O een mocleva Use kool 16 November 1999 overleed Robert in zijn woning in Haarlem. Geboren in Gorontalo (Celebes). Rijke familie, grondbezitters, handel in copra. Omstandigheden werden slechter, uit eindelijk verhuisde Robert met zijn ouders naar Bandoeng. Al jong kreeg hij het verlangen om iets te maken, te creë ren naar eigen smaak. De mode boeide hem. Modevakschool, kunstacademie bestonden in Indië toch niet? Dus ont wikkelde Robert zichzelf, leerde de tech- Tekst: Lilian Ducelle Toen heb ik er niet bij stilgestaan dat ik eigenlijk niet veel meer wist van Robert Mahieu, die ik al veertig jaar kende, dan dat hij couturier was, dat hij niet hard genoeg aan de weg timmeren kon en wilde en dus nooit zo beroemd zou wor den als Edgar Vos, Max Heyman, Go vers. Of zelfs als Jean Louzac, toch ook een Indische jongen. nische kneepjes van het vak bij ervaren modistes. En 'repatrieerde' uiteindelijk toch naar Nederland. Solliciteerde bij de bekende modehuizen om meer te leren over couture. Een Indische jongen, laat me niet lachen, men stond hem amper te woord! Dus ging Robert zelf aan de slag. ZonnepaUjes In de cabaretuitvoeringen die Tjalie Robinson in het Tropenmuseum organi seerde (opbrengst ten bate van Gerepatrieerden Zorg. In die tijd bedel den we niet, 'zelf doen' was Tjalie's motto en dat is altijd zo gebleven) werd een show van Robert Mahieu een vast en spectaculair onderdeel. Ik bezit nog een foto uit een van die shows, helaas zwart-wit (1957) en niet duidelijk genoeg om af te drukken. Indische men sen, wat ze ook deden en kenden, wer den in die jaren niet voor vol aangezien. Wat Het Parool over de modeshow hoi jacir of wat geleden kreeg ik een brief van een zekere Mahieu uit België. Hij was bezig aan zijn familie stamboom en wilde weten of ik meer wist over Vincent Mahieu. Gemakkelijk ant woord dus: deze Mahieu was een pseudoniemgekozen uit bewondering voor de schilder Vincent van Gogh en Auguste Mahieu, de maker van de Stamboel in lndië. Of hij dan wel bet adres wilde van een echte Mahieu, Robert Mahieu? 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 42