POIKRIÉ'S PERIKELEN Nappie Napoleon was klein van postuur, ongeveer één turf hoog, daarom noemden we hem Nappie. Maar zo klein als hij was, zette hij iedereen naar zijn hand. Zelfs de inwoners van de doesoen waren hem goedgezind. Voornamelijk omdat Nappie een geboren grap jas was en ze altijd moesten lachen om de manier waarop hij zijn donkere wenkbrauwen op en neer bewoog als ze iets naar hem riepen. Maar vooral omdat hij in tegenstelling tot zijn roemruchte voorganger en naamgenoot geen vlieg kwaad deed. Hannibal daarentegen werd door de doe- soenbewoners als de vloek van de hele marga beschouwd. En dat was wat, want als ik me goed herinner bestond die marga uit zo'n zes doesoens. Nou was het natuurlijk wel zo dat iedere tani gegronde redenen had om een diepe afkeer te hebben van een lid van de fami lie der beroehs, of Lampong-apen. Tenzij hij getraind was om klappers te plukken, en niet met een horde soortgenoten de ladangs afstroopte. Nasibal Hannibal was er al toen ik mijn voorgan ger kwam aflossen. Omdat hij al ruim schoots volwassen was toen hij in gevangenschap raakte, was er geen sprake van enige vorm van sympathie tussen mens en dier. Zelfs als je hem de dagelijk se nasibal met katjang en groenten of ander voedsel toegooide (overhandigen betekende zelfmoord), keek hij je aan of hij je er rauw bijlustte. Hannibal was ook groot, zeer groot. Uitgerust met een enorme bek vol tanden en de blik van een moordenaar, joeg hij iedereen angst aan. Ons incluis, daarom zat hij met een ket ting van zo'n meter of vijf lengte vast aan een van de boomdikke neuten van het huis. Soms, als hij een argeloze ziel de stuipen op het lijf had gejaagd en de pasi- rah daarover was komen klagen, werd die ketting voor straf ingekort. Maar dat moest door twee man gebeuren: één die paraat stond met een stuk brandhout en één die de ketting bliksemsnel inkortte. Daar kreeg je de zenuwen van, want Hannibal was altijd nijdig. En niets is zo afschrikwekkend als een nijdige beroeh van zijn formaat. Als zo'n monster de gevechtshouding aanneemt en met z'n tanden begint te blikkeren, bevriest je het bloed in de aderen. Wie daar goed over konden meepraten, waren de vrouwen, die regelmatig met een stapel wasgoed op hun hoofd langs ons huis kwamen om in de kali Komering hun werk te doen. Meestal bleven ze op een veilige afstand staan en loerden argwanend naar de kolong van ons huis. Kon je gewoon raden wat ze tegen elkaar zeiden: 'Die rotzak zit aan de korte ketting, we kun nen erlangs.' Of in minder gunstige omstandigheden: 'Hij zit aan de lange ketting, nou moeten we helemaal omlo pen voor die ellendeling.' Waarom ze dat laatste niet altijd deden, is me nooit dui delijk geworden. Vooral omdat Hannibal ze al eens op een bijzonder geslepen manier te grazen had genomen. We£ of dood Bij die gelegenheid had hij net zo lang met zijn ketting zitten goochelen totdat hij het langste deel ervan rechts van zich op een stapeltje had liggen. Voor de van links naderende colonne wasvrouwen was het net alsof hij aan de ingekorte ketting zat. Bovendien had hij de houding aange nomen van een aap in ruste: de ogen dicht, de kin op de borst en de handen zedig voor z'n dinges gevouwen op de grond. Alleen een goede opmerker had kunnen zien dat zijn oren heel licht bewo gen, bijna te licht om waar te nemen. Toen de gerustgestelde wasvrouwen hem op een paar meter passeerden, gooide Hannibal de val dicht. De stakkers kon den geen kant op. Het wasgoed vloog alle kanten op en het gekrijs was aan de over zijde van de kali te horen. Gelukkig schrok Hannibal zich een hoedje van de commotie die hij teweeg bracht en waren wij er op tijd bij. Er vielen geen slacht offers, maar het kostte ons aardig wat presentjes om de zaak in der minne te schikken. Een hele tijd later, toen Hannibal na een heleboel rotstreken zijn ketenen wist te verbreken en ten strijde trok, was het afgelopen. De pasirah liep op hoge poten naar de detachements commandant en die was onvermurwbaar: 'Dat beest gaat weg, of dood.' Dat weggaan was niet mogelijk, want Hannibal leek niets meer voor een terug keer naar de aanliggende oetan te voelen. In de doesoen voelde hij zich beter thuis, vooral op een dak of in een keuken. Ter adoptie aanbieden had ook geen zin, want niemand wilde hem hebben, al gaf je geld toe. Dus bleef alleen de tweede optie over. De ontsnapte misdadiger werd gauw gevonden, we hoefden alleen maar af te gaan op het gegil en gejammer dat vanuit een huis opsteeg. We vreesden het ergste, maar gelukkig zat Hannibal niet in maar óp het huis. Hij vermaakte zich daar kostelijk en werkte de ene dak pan na de andere van het dak af. Omdat ik het niet over m'n hart kon verkrijgen om hem af te schieten, heb ik dat toen aan Sjahdoellah overgelaten. Een tragisch einde voor een dier dat in het bos thuis hoorde, maar zich in de bewoonde wereld staande moest zien te houden. 1 )etonator Met Nappie lag het anders, die was nog erg jong en vermaakte iedereen met zijn fratsen. Daarom mocht hij bijna alles. Soms, als hij zich een tijdje erg netjes had gedragen, mocht hij zelfs aanschuiven als wij aan tafel zaten. Dan bleef hij een eindje van je bord af zitten en keek nieuwsgierig toe hoe je zat te eten. Vergat hij zijn eigen nasibal met katjang en kon het voorkomen dat de aanblik van al die lekkernijen op je bord hem teveel werd. Zag je een handje voorzichtig in de rich ting van je bord bewegen om iets weg te pikken. Gaf je hem daarvoor een uitbran der, dan begon hij verontwaardigd te krij sen. Moest je uitkijken dat de schavuit l__ 44 ste jaargang - nummer 8 - februari 2000 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 11