Darwo Het militaire plaat Tekst: Jan Kleevens De rivier Je Kapoeas zou hem altijJ hiijven hoeien en zelfs zo 'n greep op hem hehhen Jat hij vanaf zijn achtste jaar alle rivie ren ermee zou vergelijken... maar Jie ene h/eef Je machtig ste. Op recente kaarten van Borneo - of, zoals het nu heet, Kalimantan - had hij gezien dat er een autoweg loopt tussen Pontianak en Sintang, het militaire plaatsje waar hij op zijn achtste jaar met zijn ouders, zusje en broertje naar toe was verhuisd. Eigenlijk wel jammer die autoweg; het is toch veel romantischer om over water te reizen. Het plaatsje zal wel grondig veranderd zijn... Ketti n^lieren De Sergeant Majoor Administrateur had met zijn gezin een ruim huis gekregen. De kalender liet medio 1934 zien. Het huis lag aan de kali, slechts van de oever gescheiden door een ietwat verharde weg en een diepe sloot. Liep je het erf af, dan kwam je na pakweg honderd stappen aan de poort van de tangsi. Vlak voor de poort splitste de weg - eigenlijk was het slechts een breed pad - zich naar links, dook wat in een ondiep dal en kwam dan weer omhoog waar het een andere weg ontmoette, evenwijdig aan de oever- weg. Langs die binnenweg stonden ver schillende Chinese toko's en lag wat verder naar links ook het kerkhof. Wanneer je vanuit de voorgalerij van het huis naar de kali keek, dan zag je in de droge tijd de rivier alleen van mid- strooms tot de overkant. Wanneer de rivier gezwollen was door de vele regens in de natte tijd kon je de vlotten aan de nabije oever zien, waarop allerlei latrines en badkamers waren gebouwd voor de lagere militairen en hun gezinnen. In het vlot waren verschillende rechthoekige gaten waarin de was kon worden gedaan. In de vroege ochtenduren klonk er vanuit deze wasplaatsen een vrolijk lawaai van roepen en luidkeels lachen als de tangsi-vrouwen elkaar de laatste gebeurtenissen vertelden van hun echte lijk leven. De soos van de tangsi stond op het hoogste punt van het kazerneterrein en gaf een prachtig uitzicht over het punt waar de rivier Melawi haar water aan de Kapoeas schonk. Vanaf dit punt kon je ook heel ver de loop van de Kapoeas stroomafwaarts volgen. Een eind stroomopwaarts lagen aan de grote rivier nog een tweetal KNIL-een- heden, waar Barts vader ook wel eens naar toe moest. Vier kettingberen, meestal Javanen, pagaaiden dan de administrateur en twee gewapende sol daten naar Poetoessibau. Deze gestraf ten hadden tal van taken en één daarvan was dat ze de vegetatie van het door militairen bewoonde deel van de negorij moesten verzorgen. Daar hoorden ook de erven van de KNIL-gezinnen bij. Boenoen orang Toen ze nog maar een week op hun nieuwe standplaats waren, liep vroeg in de morgen een soldaat met een paar gevangenen het erf op om de njonja te spreken. De soldaat droeg een karabijn en de 'beren' die hij begeleidde, liepen gewoon naast hem mee. Gewoonlijk keuvelden ze wat met elkaar en was er een opgewekte stemming in het groepje. Aangezien de soldaat een Timorees was, ging het gesprek tussen hem en de moe der van Bart in het gangbare pasarma leis. 'Goede morgen, mevrouw, ik kom even iemand afleveren die voortaan uw erf zal onderhouden. U hoeft hem alleen regel matig gekookt drinkwater te geven of thee, als u dat wenst. Eten is niet nodig, want om twaalf uur komt er iemand van de tangsi z'n eten brengen. Dan mag hij 36

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 36