Oetaiio'
Tekst: Renée Scholten-Fisher
In de jaren vijftig was het leven voor velen van ons niet altijd even
gemakkelijk. Na een jaar werkloosheid kreeg mijn man een slecht
betaalde haan. We hadden ook geen cent reserve meer. Tot over-
maat van ramp moesten we verhuizen, van een llanze-stad, waar
we in twee kamers woonden, naar een piepklein zomerhuisje op de
Veluwe, ongeveer anderhalve kilometer van een dorp vandaan.
Het ziekenhuis waar Yoko en Retno
werken, wil naast een polikliniek ook
een soort ambulant ouderenteam opzet
ten om de ouderen in hun eigen omge
ving op te zoeken en zo nodig zorg te
geven. Retno wil dit graag in Indonesië
in de praktijk brengen.
Alle vier hebben ze eraan moeten wen
nen dat hier in Nederland erg weinig
afstand gevoeld wordt tussen hoog en
laag in de organisatie. Dat is in
Indonesië, ook in de gezondheidszorg,
volstrekt anders. De arts is het belang
rijkst en er is verschil in rang en stand.
Ook dat zouden ze graag anders zien
en ze zijn benieuwd naar ervaringen
van Nederlandse collega's als deze
hopelijk nog eens naar Indonesië kun
nen komen om daar ter plekke kennis
over te dragen.
Uiteraard hebben Yoko, Retno, Maria en
Tio moeten wennen aan het
Nederlandse eten. In het begin hebben
ze heel wat honger geleden, maar ze
eten nu bijna alles wat de pot schaft.
Behalve stamppot! Ook het klimaat viel
tegen. Winterkleding moest zelfs nog
aangeschaft worden en drie van de vier
hebben met griep op bed gelegen.
Feestje
Eind april is het leed geleden, dan stap
pen de vier op de airplane naar huis,
terug naar familie, vrienden en collega's,
maar hopelijk een grote ervaring rijker!
Op 19 april aanstaande is er door de
SVVE een afscheidsfeestje voor ze geor
ganiseerd, een echte Hollandse middag!
Dan wordt ook de opbrengst van de
loterij bekend gemaakt die door de
SWE Fundatie is georganiseerd en
waarvan de opbrengst naar het project
'ouderenzorg in Indonesië' gaat.
Van beide zijden wordt gehoopt dat de
samenwerking tussen de SVVE en de
drie Indonesische ziekenhuizen nog lang
mag duren. De betreffende ziekenhuizen
zijn onderdeel van Yaccum; een over
koepelende organisatie voortgekomen uit
de Wereldzending.
In Eindhoven zijn in ieder geval twee
werelden bijeen gekomen.
Het SWE hoopt met dit initiatief een
positieve bijdrage te hebben geleverd aan
het uitwisselen van specifieke know how
op het gebied van de ouderenzorg.
Meer informatie:
SWE, Parklaan 97,5613 BC Eindhoven,
tel. 040 - 261 01 07.
Alles was ons daar onbekend, dus ook de
leveranciers. Op zich niet erg, ware het
niet dat we op de vijfde dag van elke
maand meestal weer zonder geld zaten.
De eerste maand na de verhuizing ging
het goed. We hadden van schoonma wat
geld toegestopt gekregen 'voor de eerste
onkosten'. Maar de maand die erop
volgde... Hoe moest dat? Nergens een
potje met geld dat er opeens stond! Ik
was ten einde raad.
Op de pol
Met trage benen fietste ik naar de dorps-
kruidenier, waar we intussen een paar
keer boodschappen hadden gedaan.
Daar stond ik. Het hoge woord moest
eruit. Ik kon niet terug. Wat een opgela
ten gevoel! Eerst snuffelde ik zogenaamd
wat rond en wachtte ik tot de laatste
klant vertrokken was. Toen stoof ik naar
de toonbank, waar Mijntje, de kruide
niersvrouw stond. Ik stotterde en hakkel
de, al kuchend, mijn wens, namelijk of ik
op de pof mocht kopen. Onmiddellijk er
achteraan zeggend, dat ik aan het eind
van iedere maand echt trouw zou beta
len. Hé, het hoge woord was eruit!
Mijntje zag kennelijk mijn ontreddering
en zei vriendelijk lachend: 'Kind, je bent
niet de enige. Zeg gerust iedere week wat
je nodig hebt, wacht, je krijgt een boekje.
Schrijf alles daarin op, dan zal Herman
(de kruidenier) het bestelde brengen.'
Terwijl ze me hielp met de boodschap
pen, maakte ze grapjes en stelde ze me
gerust. Bij het weggaan bedankte ik haar
van opluchting wel honderd keer. Het
kwam voor elkaar: iedere donderdag
werden de boodschappen keurig
bezorgd.
Zo leerden we ook Herman beter ken
nen. Ten leste stond de koffie al voor
hem Haar en praatten we honderd uit.
Dit duurde zeven jaar. Toen kregen we
een echt nieuw huis in een ander dorp.
Het huis was geweldig, maar de rest een
ramp, want wat onze financiën betreft,
waren we nog geen stap verder gekomen.
Dus toen we verhuisden bleef Herman
spullen brengen, de goeierd. Die zomer
bracht hij zelfs af en toe bloemen mee,
die Mijntje uit haar tuin voor ons had
geplukt.
Menselijk
Na alle vervelende dingen die we in de
eerste jaren in Nederland hadden meege
maakt, was het kruideniersechtpaar een
bron van warmte voor ons geworden. We
woonden alweer drie maanden in ons
nieuwe huis, toen op een donderdag niet
Herman, maar zijn hulpje de boodschap
pen kwam brengen. Herman had griep
en hij had het aardig te paldten, want hij
hoestte flink. Dat laatste was logisch, hij
rookte veel. Iedereen rookte in die tijd
veel, dus er was vast niets bijzonders,
dachten wij. Toen hij de tweede week
ook niet verscheen, werden wij ongerust
en zochten hem op.
Daar lag hij in zijn bed ziek te zijn, dat
was goed te zien. Hij leek benauwd,
maar bleef opgewekt. Daarna zijn we
nog tweemaal bij hem geweest. Mijntje
begon ook ongerust te worden over de
situatie. De doktoren wisten niet precies
wat Herman scheelde. Zo ging dat in die
jaren. Het ging snel bergafwaarts en na
enkele maanden was er geen Herman
meer. We konden het haast niet geloven,
zo vlug was alles gegaan. Het hulpje
heeft nog drie maal wat gebracht en toen
sloot Mijntje de winkel. Ze ging terug
naar Utrecht, haar geboorteplaats.
GeluUag verdienden we intussen beter
en hoefden we bij de opvolgende kruide
nier niet meer te poffen. We denken nog
vaak aan Herman en Mijntje terug.
Wat een menselijke mensen waren dat!
44 ste jaargang - nummer 9 - maart 2000
Rangen en standen
11