Weerzien na zestigf jaar Intercross Traffic Tekst: J. E. Jungst-van Asdonck Een hele tijd terug is er een foto in Moesson geplaatst van mijn oude schoolhlas in Cherihon met het verzoek van een Indonesische klasgenoot om contact met hem op te nemen. ia een vriendin kwam ik in het h ezit van da ar tikel. ik hek toen direct met hem con tact opgenomen. Sinds die tijd schrijven we elkaar regelmatig. 2. Na zestig jaar hebben we elkaar weer ontmoet. Zijn naam is Poerwo Soeparman. Het Nederlands spreekt hij niet zo goed meer, maar de dingen die hij schreef, waren erg interessant. Meestal is het zo dat een Indo naar de goede oude tijd in Indië verlangt, maar hij verlangt juist terug naar zijn oude vrienden, Indo's en Belanda's. Hij is een heel geziene man in Indonesië. Op zijn naam staan vele waterwerken in Sumatra en Sulawesi en de verbouwing van het paleis van de president. Toen hij voor zijn vaderland moest vechten heeft hij ook Indo's voor de loop van zijn geweer gehad. Dit heeft hem veel ver driet gedaan, schreef hij. Vorig jaar hebben wij elkaar weer kunnen ontmoeten in Bandung, na zestig jaar. Fluisterend, om niet door iedereen gehoord te worden, gaf hij zijn visie op zijn vaderland. Hij vertelde me over de politieke corruptie, de armoede en zijn teleurstelling. Een paar maanden terug kreeg ik nog een laatste brief van hem. Daarin stond dat hij onder vreselijke omstandigheden een dochter heeft moeten zien lijden en sterven. Alleen omdat de medicijnen niet te lcrijgen waren of veel te duur waren. Ook hij zit aan de grond doordat er geen geld, toerisme en buitenlandse orders zijn. Dat was zijn laatste brief. Ik heb geen antwoord meer gehad op mijn schrijven. Ik denk dat hij geen postzegels meer kan betalen. Hoe dan ook, ik ben Moesson erg dankbaar dat ik dit nog heb mogen bele ven. Tekst: Oed Zal ik maar schieten, Boet? vroeg ik. Ben je gek, niet doen, straks komen ze juist op ons af.' Op de koek van de straat, zvaar onze truck voor een loods gepar keerd stond, waren ongeveer vijf tien peloppers aan kei tandakken met hun bamboe roentjing in de hand. Die bewuste dag kregen wij - Boetje Siahaja en ik - van luitenant Robberts de opdracht om naar de benedenstad van Batavia te gaan, omdat peloppers of ram- pokkers de goedangs daar aan het leeg plunderen waren. We kwamen die dag vrij vroeg terug, de anderen waren nog niet binnen van hun missie, zodat we eerst alleen naar de benedenstad toe moesten rijden. De rest zou dan later volgen. Al een tijdje hadden we een karabijn en een paar handgranaten in ons bezit, die we overal naar toe meenamen. Ik heb me de laatste tijd erover verbaasd, dat een Rode Kruis eenheid toen bewapend werd en dan werden die wapens nota bene aan zestien- en zeventienjarigen uitgedeeld. Natuurlijk voelde je als een djago en nam je die wapens mee als je met je kip ging dansen in Shanghai restaurant. De hand granaten werden op tafel gelegd en je karabijn tegen de muur en dan jiven en boogie woogieDat er toen geen ongeluk ken zijn gebeurd - tenminste, niet bij mijn weten - is me nog een raadsel. Tja, en als je zo jong een wapen in de hand gedrukt krijgt, dan wil je het wel gebruiken ook. Daarom dat ik er zo op gebrand was om te schieten. Gelukkig dat Boet er mij van heeft weerhouden, want als ik toen had geschoten en raak had geschoten, dan had ik er nu beslist een trauma aan overgehouden. Toch weet ik tot op de dag van vandaag nog steeds niet of het menslievendheid van hem was of dat hij zeven kleuren in zijn broek had. Ik heb het hem nooit gevraagd! Enfin, toen we daar dus zaten te wachten en de situatie steeds bedreigender werd, kwam op het laatste moment de redding van een weaponcarrier met Schotse Hooglanders die de hoek om kwam stui ven. De peloppers vlogen alle kanten op. Niet lang daarna kwamen de anderen en konden we gaan laden. 1. Op de klassefoto staat Poerwo Soeparman in het midden van de ach terste rij. Ik zit op het rechter uiteinde van de banknaast het blonde jongetje. 44 ste jaargang - nummer 9 - maart 2000 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 17