Even buiten Boengo doemde het eerste
obstakel op in de route, namelijk de over
steek van een niet erg diep, maar vrij
breed riviertje. Dat ging per trekpont. Via
lieren werd het geval van oever naar oever
getrokken. Koelies half in het water (dat
kon hier) zorgden er voor, dat het ding
recht op de stroom bleef liggen. Dit alles
kostte nogal wat tijd. Gelukkig lag de trek
pont al aan onze kant klaar (tong-tongs
waren in deze contreien onmisbaar), maar
overvaren was per keer slechts met één
auto mogelijk. Ach, en wat maakte tijd nu
uit. Aan de overkant bevond zich een
bamboe optrekje, waar men op een plank
een hele rij groene klappers had. Men
kapte de kruin er van af en bood ons het
heerlijk koele water aan. 'Niet te veel
Enfin, vriendinnetje knapte weer op.
Kinapillen in die tijd deden wonderen.
Soms was je dezelfde dag al beter, maar je
moest altijd een koortsvrije 24 uur afwach
ten om te zien of de ziekte echt onderdrukt
was en niet toch weer de kop opstak. Dat
gebeurde dus niet en nu ging het op
Sarolangoen aan.
Kermisbedjes
En hier lag de Johanna., de gouverne-
mentshekwieler te wachten voor de terug
weg over water. Dat was weer wat anders.
Een hekwieler moet je je voorstellen als een
huis op een ondiepe, platte onderbouw
met een iets oplopend tentdak en een groot
rad voor aandrijving achteraan, over de
hele breedte van de boot. Deze boot had
als lange, kronkelige slangen neerhingen.
De kruinen reikend naar het zonlicht, de
voeten in een duister, vochtig oerbos van
bodemvegetatie. Een dergelijke jungle bood
dan ook geen enkele doorgang voor een
gewoon mens, maar diep verborgen leefden
hier de Koeboes. Woudlopers als prehisto
rische wezens, die net als de dieren feilloos
de weg wisten in dit dicht begroeide bos.
Wij kwamen er eentje tegen, midden op de
weg, ons enigszins nors aanstarend stond
een lange kerel, een speer in zijn hand, een
smerige doek om het hoofd gewonden en
slechts gelsleed in een tjawat.
I amine boel
Op de bruine rivier met langs de oever
overhangende takken, die soms door het
ervan drinken, ja, dan gaan je knieën bib
beren', dus deelden wij de inhoud met
zijn drieën of vieren. Gesterkt en gelaafd
hervatten wij de reis tot Banko.
Spookje in de kast
Goed en wel gesetteld in de pasanggrahan
werd mijn vriendinnetje ziek: malaria, voor
de eerste keer in haar leven. Plotselinge
hoge koorts, rillingen, hoofdpijn dat je
scheel uit je ogen kijkt en absoluut bed-
arrest. Je hebt dan ook nergens zin in. De
andere vier kinderen moesten dit gedwon
gen oponthoud maar zien door te komen.
Geen nood, we vonden vuurstenen, grote
en kleine, die we in donkere kasten tegen
elkaar aan sloegen, zodat de vonken er van
afspatten en de lucht als van een afgestre
ken lucifer de ruimten vulde. Diezelfde
kasten dienden ons ook voor het spelletje
'spookje in de kast', dat zo eng was en
waar ik zo intens in meeleefde, dat ik er nu
soms nog een nachtmerrie van heb. Ook
troffen we ergens een grote, witte hond, die
dat troepje kinderen wel aardig vond en
ons sindsdien overal volgde.
twee dekken. Op het bovenste waren twee
hutten aan de achterkant, waar de dames
zich ieder met hun kinderen installeerden.
Tussen de kleine ruimte voorop, die als
stuurhut diende en de slaaphutten bevond
zich het zogenaamde woon-leefgebied.
Hier werden spelletjes gedaan, gegeten en
gepraat. In de avond maakte men er twee
met klamboes omspannen kermisbedjes
gereed voor de heren. Dergelijke platte
boten vormden een uitstekend vervoermid
del over de rivieren. Onze tocht zou ander
halve dag in beslag nemen. In die
tussentijd reden de chauffeurs dan de afge
legde weg van de vorige dagen helemaal
terug om ons in Moeara Tambesi weer op
te pikken.
Tot nu toe hadden wij over de hoofdweg
door het gewest gereden: een geel lint van
zanderige aarde, aangestampt met grind,
dat dwars door de oetan slingerde. En
reken maar, dat deze oetan rasecht regen
woud was met tientallen meters hoge
bomen, dun en dik door elkaar, naast
elkaar, tegen elkaar, overwoekerd met klim
planten, verstrengeld door lianen, die soms
water slierden, raakten wij kinderen al
gauw uitgekeken. Enige opwinding ont
stond als er op zandbankjes krokodillen
gesignaleerd werden. En apen, ja, die
zagen wij bij tijd en wijle ook door de
bomen slingeren. Er werd nog een paar
keer aangelegd voor een inspectie van de
kampongs in dit rayon. Natuurlijk gingen
wij dan mee kijken, want aan boord bleef
het toch maar een tamme boel. Daarom,
tijdens het rustuur 's middags, verzamelde
de resident de kinderen om zich heen en
verraste ons met het ene mooie verhaal na
het andere. Zoals die man vertellen kon,
wij hingen aan zijn lippen.
Bij de kade in Tambesi stonden de auto's
alweer ldaar. Er volgde nog een laatste
groet aan het controleursgezin. De mara-
boe werd met rust gelaten. Het was ons
ten strengste verboden het dier weer bui
ten zinnen te maken, toen men had ont
dekt wat we de vorige keer hadden
uitgevoerd. Na de lunch kwam echt het
einde van deze tocht in zicht. Zonder enig
verder oponthoud leverden de chauffeurs
ons weer veilig af in Djambi.
44 ste jaargang - nummer 9 - maart 2000
ifÜ/Ütn
9