Setiakawan
dauw opgestaan, had haar geweer
gepakt en had het spoor van de panter,
dat is het sleepspoor van het hondenhok,
ik weet niet hoe ver gevolgd. Ze had het
hok gevonden, dat de panter op zijn
gemak had opengebroken. Ze had bloed
en haren gevonden, maar geen hond.
Zonder een woord te zeggen - we hoor
den het verhaal pas later - gleed ze van
haar paard, liet het lopen, glipte naar
binnen en liet zich de hele dag niet meer
zien.
In de alang-alang velden dan liep een
sloot met een sluisje erin. We hadden
daar wel kepala timah - tinkopjes -
gevangen. Die fruitte je in een oud blik
en die vrat je zomaar op. Tikoes was
goed in zulke dingen die je ouders niet
mochten weten. Stel je voor, vis uit een
poepsloot, nog gemener dan ikan teri!
Over het sluisje kon je verder komen.
Eerst weer alang-alang velden, steeds
verder weg van huis, in de richting van
de Penanggoengan. Tenslotte kwam je in
de bonentuinen van Wonokitri, waar
behalve bonen ook sirih over hoge
staketsels groeide. En champignons als
de aanplant was afgeoogst. Daar in die
stille tuinen, onder de zinderende mid
dagzon, was je zo alleen dat je van aller
lei ging verbeelden. Plotseling hoorde je
iemand hard lachen. Je draaide je om. Je
zag niemand. De arit, die je stevig vast
hield om in ieder geval van onraad toe te
slaan, viel uit je lamme hand. Het liefst
was je hard weggelopen. Maar als je
Klimmend over het hek van de achter-
tuin, omtrent 1932, toen ik twee jaar
ouder ivas.
wegliep, wist je, verloor je alle weerbaar
heid die nog in je was. Trillend op je
benen bereikte je de rand van de min,
sprong over de greppel en liep, als de
bliksem nu, terug de alang-alang in, weg
van het tuinspook, de gendroewo, weg
van de Penanggoengan.
De Penanggoengan, de berg die de
wacht hield over Soerabaja, was overdag
niet te zien. In de namiddag, als de zon
ver in het westen stond en de hete lucht
niet meer trilde, verdween de sluier van
ijle nevel boven het lage land. Dan stond
daar opeens, voor de donkerblauwe
kolos van de Ardjoena, de vriendelijke
nabije Penanggoengan met zijn drie top
pen, een spitse piramide in het midden
en twee vlakke bulten links en rechts.
Soms was de berg zo helder dat je de
donkere bossen, de vaalbruine velden en
de gele grashellingen daarboven kon
zien. Eigenlijk moest je 's morgens vroeg
naar de Penanggoengan kijken, maar
dan had je geen tijd, want dan wachtte
Tikoes in de Tjiliwoengstraat en liep je
samen naar school.
Op een dag trok Jet, de kinderjuffrouw
die op de ldeintjes paste, mij aan het oor.
Wist ik wat af van de troep die de baboe
dalam onder mijn bed had gevonden?
Een open suikerblik? Het krioelde van
de mieren daar. En die andere blikken?
Gestolen goed gedijt niet, zei Jet. Ook
die werden geconfisqueerd.
De diefstal uit de spenkast kwam ook
vader ter ore. Hij riep mij bij zich en
nam mij tussen zijn knieën. Ik begreep
dat het een pak slaag ging worden. Als
vader echt boos was, echt moreel
geschokt, dan ging het altijd zo: 'flèr-
tlèr! Flèr-flap-flèr!' met de blote handen
op de wangen, links en rechts, erger nog
dan een tuchtiging met de slof of met de
liniaal op de blote billen. Maar het pakte
anders uit: 'Waar had je heen gewild met
die rommel onder het bed?'
'Ik..., ik...'
'Had je ver weg willen lopen?'
'Nee..., ja..., ik...'
'Je hebt ook lucifers uit de keuken
gepikt, hoorde mam van de kokki.'
'Om..., om..., om vuur te maken.'
'Om vuur te maken, dat spreekt. Had je
er wel aan gedacht een veldfles mee te
nemen?'
'Lho! Een veldfles?'
'Op de droge hellingen in de bergen is
geen water te vinden. Je zou zijn omgeko
men van de dorst, Savonnetje. En zeg
geen 'lho!' tegen je vader als je het helpen
kunt.'
Ik begon te begrijpen dat ik mijn expedi
tie slecht had voorbereid. Hoe hadden we
dat toen gedaan, toen met Tikoes, toen
we in een brandgang tussen twee huizen
krokot hadden geplukt en op een vuurtje
tot een drabbig moes gekookt? Hadden
we water uit het riool gehaald? Of was het
uit een lekke dakgoot gedropen?
Dakgoot? Het regende natuurlijk in de
bergen. Je wrong je natte hemd maar uit.
'Als jij je expeditie nu eens uitstelde tot je
een paar jaar ouder bent en je liet je vader
nog eens om militair geleide schrijven aan
de assistent-resident van Soembawa.
Vader heeft al eens geschreven. De assis
tent-resident, een oude kennis van vader,
was toen helaas net overgeplaatst. Als jij je
expeditie, na ampele voorbereidingen, nu
eens naar de Tambora op Soembawa
wilde ondernemen, mag vader dan met je
mee?'
Ik keek verbaasd op. Ik keek vader in zijn
gezicht en zag, door mijn tranen heen, dat
hij glimlachte. Of vader met mij mee
mocht?
'Ja!' riep ik, schreeuwde ik, zo hard als ik
kon. En ik rende de kamer uit, de straat
op, de zijstraat in, de Tjiliwoengstraat, om
te zien of Tikoes er was.
GELD NODIG
VOOR EEN
NIEUWE
HYPOTHEEK
il. 'r ka*"
Naar welk onbekend land ik mijn expeditie zou
ondernemen, wist ik nog niet, maar ik zou beginnen
met over het hek van de achtertuin te klimmen
moessQn
ADVERTENTIE
FINANCIERINGEN B.V.
Bel gerust.
Wij zijn tot 22.00 uur bereikbaar.
(078) 644 96 00
18