dreiizigfers Enkele jaren geleden heb ik dit artikel al geschreven in ons familieblad De Sorband. Het gaat over een wereldreis die mijn ouders met hun kinderen hadden gemaakt in de jaren 1916-1918. Daarbij was ook een foto gemaakt in San Francisco begin maart 1918 met eenzelfde decor als op de foto van mevrouw Raket. Verscheidene Sorbers hebben in het verleden blijk gegeven van reislust. Hiermee bedoel ik niet het vakantierei zen dat tegenwoordig zo populair is, maar reizen in de zin van verhuizen, je boeltje pakken en ergens anders gaan wonen voor onbepaalde tijd. Aardbol Vanuit verschillende plaatsen van her komst hebben Sorbers zich verspreid over Europa (Duitsland, Nederland, Engeland, Zwitserland, Italië) en ande re werelddelen. Maar bij mijn weten is er maar één Sorber geweest die met zijn jonge gezin de aardbol heeft rond gereisd. Dat was mijn vader met zijn vrouw en twee kinderen. Mijn vader, Johannes Gerrit (Johan) Sorber was op 2 september 1886 te Pijnacker geboren als de tweede zoon van Christiaan Philip Sorber en Willemijntje Bregman. Zijn vader leer de Johan het vak van timmerman. Van 1899 tot 1911 oefende hij dit beroep uit op verschillende werk- en bouw plaatsen in Zuid- en Noord-Holland en acht maanden in Kleef. Ondertussen volgde hij een avondcur sus bouwkunde aan de Haagse ambachtsschool. Vervolgens ging hij bij diverse architecten werken. Ook volgde hij nog een cursus correspondentie- onderwijs aan het instituut Jacob van Campen in Amsterdam. Zijn ouders waren intussen omstreeks 1904 verhuisd naar Heemstede en Johan zal daar wel inwonend zijn geweest. Vanaf januari 1911 is hij een jaar in dienst als bouwkundig opzichter bij de architect Verkoren in Hillegom. In datzelfde jaar behaalt hij het diplo ma van Bouwkundig Opzichter. In die tijd moet hij de bakkersdochter hebben leren kennen, Alida Catharina (Stien) van Amstel, geboren in Heemstede op 27 december 1884. Ze wilden trouwen, maar met een salaris van een begin nend opzichter zal dat wel ver in het verschiet hebben gelegen. Johan besluit dan zijn geluk in de Oost te gaan zoeken. Hij solliciteert met succes en wordt medisch goedgekeurd. Wat dat betreft had hij meer geluk dan zijn oudere broer Jan die ook graag naar de koloniën had gewild, maar vanwege zijn nierconditie werd afge wezen. Hij nam altijd te veel zout bij zijn eten, waarschuwde vader geregeld. In maart 1912 gaat Johan naar Nederlands-Indië als bouwkundig opzichter bij de Semarang-Cheribon Stoomtram Maatschappij. Na een bootreis van zes weken begint hij op 1 mei zijn werk als opzichter bij de bouw van het nieuwe hoofdkantoor van de onderneming in Tegal, een plaatsje halverwege Cheribon en Semarang aan de noordkust van Java. Vader ressorteerde onder de ingenieur Maclaine Pont, die later een zelfstan dig bouwkundig bureau opzette dat als zodanig voor die spoorwegmaatschap pij ging werken. Vader werd op 1 februari 1913 door de spoorweg maatschappij gedetacheerd bij dat bureau Maclaine Pont, zodat hij in feite hetzelfde werk bleef doen. Later werkte hij bij dit bureau als opzichter bij de bouw van een kantoor voor de Nederlands-Indische Handelsbank, ook in Tegal. In augustus 1915 was ook dat werk gereed en werd zijn detachering opge heven. Hij bleef in dienst van de Semarang-Cheribon maatschappij tot eind van dat jaar. Op 1 januari 1916 ging hij over naar het bouwkundig In het novembernummer van Moesson trof mij de foto uit het Indisch Familie Archief op bladzijde negen. Deze kwam mij heel bekend voor. Niet de personen, maar het decor met de oude F-Ford. ik betwijfel echter of die mevrouw Nellie Faket wel op vakantie was in Ameri ka, omdat het in die tijd ongebruikelijk was om zo ver weg op vakantie te gaan. Zeker niet m een tijd waarin Duitse onder zeeërs de scheepvaart bedreigden. Het kon natuurlijk het geval zijn dat mevrouw Faket op familiebezoek was in Amerika. Al aar ik vraag mij af of zij, als onderwijzeres uit Indië, ook niet net als mijn ouders na verlof, op terugreis was via de Amerika-route, misschien wel in hetzelfde transport. Tekst: Joop Sorber moessQn 8

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 8