bureau van de Staatsspoorwegen in Weltevreden, zoals toen het centrum van het tegenwoordige Jakarta werd genoemd. Handschoentjes Al binnen een jaar na zijn aankomst in Indië was er een financiële basis voor een huwelijkse staat. Hij kon dus trou wen met Stien van Amstel. Omdat het in die tijd niet gepast werd gevonden dat een jong huwbaar meisje alleen de lange bootreis naar Indië maakte, maakten de verloofden gebruik van de regeling om tevoren met de hand schoen te trouwen. De bruid trouwde dan in Nederland voor de Burgerlijke Stand met een gemachtigde vertegenwoordiger van de bruidegom. In hun geval was dit Jan, de broer van vader. Het huwelijk werd voltrokken in Heemstede op 15 okto ber 1912. Kort daarna zal moeder dan naar Indië vertrokken zijn. Op de uit gaande passagiersschepen waren altijd wel een aantal van deze bruidjes die handschoentjes werden genoemd. Bekend is dat het jonge echtpaar de eerste tijd gelogeerd of ingewoond heeft bij verre verwanten, Herman en Suus Termeulen-Schreefel. De jongge trouwden konden zich geen betere begeleiding wensen om vertrouwd te raken met hun nieuwe woonland. Herman woonde zeker zo'n twintig jaar al in Indië en de familie van Suus woonde hier zelfs al generaties lang. Op 5 november 1913 wordt het eerste kind geboren, Jan Hendrik Christiaan (Jan) en op 14 maart 1915 het tweede kind, Wilhelmina (Mien). Met verlof Bij de overgang in overheidsdienst was het arbeidscontract van Johan overge nomen. Allen die in loondienst uit Nederland naar Indië vertrokken, had den recht op periodiek Europees verlof met vergoeding van reiskosten voor het gezin en behoud van salaris gedurende die periode. Voor de oorlog was de gebruikelijke termijn vijf of zes jaar en de verlofduur zes maanden. Na de oorlog werd dit om de vier jaar en vier maanden ver lof. Johan kon medio 1916 voor het eerst op verlof gaan en zo vertrok het jonge gezin op 18 juli naar Holland. Het was midden in de Eerste Wereldoorlog. Hoewel Nederland toen neutraal was, hadden de oorlogshande lingen wel effect op ons land en de kolonie, vooral op de zeevaart. Duitse onderzeeërs zwierven over de wereld zeeën, op jacht naar geallieerde koop vaardijschepen om die te laten zinken en daarmee de goederen- en troepen- aanvoer van de vijand te belemmeren. Bij vergissing werd dan wel eens een neutraal schip het slachtoffer. Om dat risico te vermijden koersten de Nederlandse schepen zo ver mogelijk buiten de gebruikelijke routes. Omdat bovendien het Suez-kanaal al spoedig werd gesloten voor de koopvaardij, ging de vaart op Indië om Zuid-Afrika heen, wat wel veel langer duurde. Het gezin Sorber zal dan ook in het vaderland aangekomen zijn met de teleurstellende verwachting dat het verblijf hier korter dan normaal zou moeten zijn. Maar dat pakte anders uit! Naar Amerika In 1917 huiverden de rederijen om nog een schip naar Indië te laten ver trekken. Het betekende voor vader en moeder in onzekerheid afwachten. De eerste tijd logeerden ze in Heemstede bij de ouders van vader. Toen de ver loftijd om was en terugkeer nog niet mogelijk was, nam vader een tijdelijk baantje aan als tekenaar in Rotterdam. Het gezin ging daar in pension. Zo verstreek het jaar 1917. In januari 1918 had het Ministerie van Koloniën een oplossing gevonden. Een groep gestrande verlofgangers van driehon derd gezinnen, vertelde vader, zou over Amerika naar Indië terugreizen. Zo stapte het gezin Sorber aan boord van een omgebouwd vrachtschip om een halve maand later van New York over land verder te reizen. Deze treinreis naar San Francisco duurde vijf dagen. Het zal geen ple ziertocht geweest zijn, met twee kleine kinderen van vier en bijna drie jaar. In San Francisco lag een boot klaar naar Batavia. Alaar voor drie gezinnen, waaronder de Sorbers, was op die boot geen plaats meer. Daar stokte dus de reis. Er was tijd genoeg en voldoende geld voor winke len en uitstapjes. De foto is daar bij een fotograaf gemaakt. De twee perso nen in het midden is het echtpaar Vixeboxe, medereizigers. Eindelijk terug' Pas drie maanden later was er scheeps gelegenheid met een Japanse vracht boot naar Yokohama. De bemanning en de directie van de rederij waren zeer vereerd met Europese passagiers. Bij aankomst in Japan werd hen een tuinfeest aangeboden, waar Jan nog levendige herinnering aan heeft. Daarna ging de reis verder met een Nederlands-Indisch vrachtschip, de Djember, waarbij ook Shanghai aange daan werd. Volgens Jan regende het daar en dat leverde oponthoud op voor het schip dat cement moest laden of lossen. Er is nog een familiefotootje van een riksja-rit daar. Uiteindelijk stapte de familie op 18 juli 1918 in Batavia aan wal. Het verlof had op de dag af twee jaar geduurd! Vader hervatte zijn werk bij de Staatsspoorwegen in Batavia voor enige tijd. Op 1 december 1918 kwam hij in dienst van het Gewest Cheribon als opzichter bij de dienst gewestelijke werken met standplaats Madjalengka. Over zijn verdere levensloop mag een volgende Sorband vertellen. Hierbij heb ik een beschrijving willen geven van de reis rond de wereld van dit Sorber gezin. 44 ste jaargang - nummer 10 - april 2000 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 9