POIKRIÉ'S Zeven Pond Aas PERIKELEN Vroeger, m Indie, vlogen je de b ijnamen om de oren. Wa s soms net of Zwarte Piet aan het pepernoten strooien was. Het krioelde dan ook van de Tambi's, Poetihs, Bandots, Krèmpengs, Pintjangs, Pengkors, Mata Sipits en Mata Melötots. Maar daar raakten die gestigmatiseerde personen niet van ondersteboven, want toen was men nog niet zo lichtgeraakt als nu. Al krijg ik nog steeds kippenvel als ik denk aan wat mijn moeder vroeger tegen haar enige zoontje zei, als ze in een melige bui was: Oete/etoet. Om te huilen. In het KNIL wisten ze ook van wan ten. Zo had je de Knots, wat de alge mene bijnaam was voor een onderluitenant. Die betiteling was niet denigrerend bedoeld en sloeg alleen maar op het rangonderscheidingsteken van die geweldenaar: twee vernikkelde knoppen op een patje, links en rechts, dus vier in totaal. Zo'n onderluitenant was trouwens in de goede zin van het woord een knots van een kerel. Daar had je respect voor. Als je hem heel in de verte zag opdoemen, ging je alvast in de houding staan. Iets minder bedeeld met knoppen was de adjudant, die had er slechts één op elk patje en werd dus Stip genoemd. De sergeant majoor daarentegen had geen enkele knop, maar mocht zich verheugen in twee brede geelkoperen balken, wat hem het alias van Dubbele bezorgde. En ten slotte had de sergeant der 1 ste klasse een brede en een smalle geelkoperen balk, dus werd hij Anderhalve genoemd. Soms, want de sergeant I had geen vaste bij naam. Maar met dat al kwam het wel voor dat sommige van deze onderofficieren er nóg een predikaat bij kregen. Zoals Knotsgekke Knots, Van Stiphout zaagt men Planken, Dubbel Doorgedraaide en Wat en Halfwat. Maar die werden veilig heidshalve in het geniep gebruikt, als ze buiten gehoorsafstand waren. Van de talloze superieuren waaronder ik heb mogen dienen, kan ik me een hele boel herinneren die een bijnaam hadden. Zo was er een adjudant, die bij zijn onderhebbenden bekend stond als Krakas de Kraai. Niet vanwege zijn naar geestige stemgeluid, maar omdat hij dacht dat het wachtobject Mill vergeven was van de kraaien. Dat was niet zo, maar de jongens hadden nu eenmaal de gewoonte om elkaar middels het gekras van een kraai te waarschuwen dat die dienstklopper er aan kwam, als hij als officier van piket de wachtposten ging controleren. Toch was Krakas niet echt een vervelende vent. Althans niet zo ver velend als Iwan de Volstrekt Overbodige. Dat was een bijzonder eigenwijze kapi tein, die alles verkeerd deed en daar de meest onnozele smoesjes voor wist te ver zinnen. Eens, tijdens een NATO-oefe- ning in Duitsland, maakte hij het wel erg bont. Aangesteld als pakketcommandant van drie voertuigen, presteerde hij het om bij een nachtelijke verplaatsing uren over tijd op de nieuwe lokatie te arriveren. Omdat algemeen bekend was dat hij van kaartlezen geen kaas had gegeten, was hij eigenlijk al afgeschreven, maar tot ieders verbijstering kwam hij plotseling vanuit het oosten opdraven. Met groot licht, waarvoor hij in oorlogstijd de kogel zou hebben gekregen. De donderspeech die hij van de baas kreeg, was tot in wijde omtrek te beluisteren. Maar wat die kapitein bijna letterlijk de kop kostte, was dat na grondige bestude ring van zijn omzwervingen werd gecon stateerd dat hij het verzamelgebied van twee Oost-Duitse Gemechaniseerde Divisies en één Russische Garde Tankdivisie van achter naar voor had doorkruist. Niet echt, omdat het maar een oefening was, maar toch. Het was bij die constatering dat de baas in harde bewoordingen alle Volstrekt Overbodige smoesjes van die zwerver naar het rijk der fabelen verwees. De voornaam Iwan kreeg hij van ons, vanwege die Russische Garde Tankdivisie. Maar hoe passend die bijnaam ook was, hij viel in het niet bij die van de soldaat der 1ste klasse Senerpont Domis, een jongen die ik in de beginjaren vijftig heb meegemaakt bij het toenmalige Bewakingskorps Koninklijke Landmacht (BKL), welk korps later gelukkig opging in het Regiment van Heutsz. Gelukkig, omdat we toen bevrijd werden van het beruchte embleem met de wanstaltige haan en Jan en Alleman ons niet meer begroette met hanengekraai of nariep met de bijnaam van een echte, viriele haan: kippe'dinges'. Bidden om kracht Soldaat I Senerpont Domis was een goed militair, maar een nog beter zwikker. In dat kaartspel was hij wat je noemt een 'aas'. Daarom én vanwege zijn fraaie familienaam kreeg hij de even betekenis volle als welluidende bijnaam Zeven Pond Aas; oftewel Vrouw, Heer, Aas. Zwikkers weten dat je met zo'n sterke kaart in de hand gebeiteld zit. Zat je als wachtcommandant trouwens ook, als je Zeven Pond Aas bij je had. Hij was echt van het onverwoestbare BKL-geslacht, 44 ste jaargang - nummer 1 1 - mei 2000 Kippedin^es 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 15