Maatschappij werkte, heb ik nog een zus. Zij is twee maanden geleden gestorven en ik heb nog steeds de nei ging om haar te bellen.' Ook Emile weet zich nog het een en ander te herinneren van zijn grootvader, opa Mulder. Emile: 'Opa Mulder was heel rijk en ik denk dat het zijn bedoe ling was om de inlanders te kerstenen toen hij die kerk bouwde. Opa kennen de, de dictator, zal het wel zoiets zijn geweest. Zijn schoonvader, mijn overgrootvader Römmling, had een hotel in Palembang, maar dat hotel liep niet zo. Dus, dacht opa Mulder, koop ik de pont over de rivier de Moesi. En je begrijpt wel dat de pont 's avonds om vijf uur niet meer ging, zodat iedereen in het hotel moest blijven slapen. Oom Miel, de broer van mijn oma, was ingenieur geweest bij de Billiton Maatschappij. Hij is met vervroegd pensioen gegaan en in Hilversum gaan wonen. Bij oom Miel en tante Els lcwa- men we één keer per jaar logeren. Zij was een mooie Indische vrouw. Haar tante, Tamoet, hadden ze in huis geno men en zij was zo'n echt Indonesisch dametje.' 'We zijn in 1926 naar Holland gegaan,' vertelt Emile's moeder verder, 'in eerste instantie omdat ik altijd zo'n hoofdpijn had, met hoge koorts. Ik was tien jaar oud en de dokter dacht dat het beter voor mij zou zijn als ik naar Holland zou gaan. Mijn vader moest eerst nog een aantal zaken afhandelen in Indië en zou later pas volgen. Mijn moeder is met ons drietjes vooruit gegaan, naar Leeuwarden, want daar woonde nog familie van mijn vader. Die kon mijn moeder helpen. Mijn vader is ongeveer een jaar later gekomen nadat hij al zijn zaken geregeld had. Toen zijn we met z'n allen naar Arnhem verhuisd.' Emile's moeder is al een tijd aan het woord: 'Nou, we kunnen wel gaan hoor,' zegt hij, 'mama regelt het wel.' Zo'n zeven jaar geleden zijn Emile en zijn moeder samen terug gegaan naar Indonesië. Emile: 'Ik moest haar wel overhalen, hoor. Ze wilde namelijk niet. Jaren bezig geweest van: mama kom nou, doe niet zo vervelend. En dan was het van: nee, ik heb geen tijd of nee, ik heb geen geld, nee, ik ben te oud. Maar toen ze 76 was, gaf ik haar gewoon een ticket en toen moest ze wel. Ze heeft genoten natuurlijk en in Palembang heb ik nog het huis en de kerk kunnen zien die mijn opa had laten bouwen. Toen we er waren, wist mama nog pre cies waar alles was: de school - ze liep er zo naar toe! - het hotel van mijn over grootvader Römmling, de kazerne, de moskee, het huis waar haar tantes had den gewoond en de plek waar haar moeder altijd ging tennissen en soosen. Alleen bij de grote rivier, de Moesi, is nu een brug gebouwd. Vroeger moest je daar met de pont naar de overkant, de pont van mijn opa.' Mevrouw Ratelband heeft het koud, zegt ze. Emile loopt al pratend om de tafel heen en helpt zijn moeder in zijn jasje. 'Ik vind dat wel leuk,' zegt hij, 'vroeger zorgde mama voor mij en nu zorg ik een beetje voor mama.' Als hij weer zit, vervolgt Emile: 'Ik heb heel veel van mijn moeder geleerd. Mijn vader had een bakkerij in Arnhem. Toen hij stierf, was ik twaalf 23 Zwolle, 1922, tij dens verlof in Holland: Emile's moeder met haar broertje Klaas. 44 ste jaargang - nummer I I - mei 2000

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 23