Spreken of twijgen?
In 1 Q83 publiceerde journaliste Tessel Pollmann een reportage
over de Indische gemeenschap in Nederland, 'de zwijgzaamste min
derheid van Nederland', aldus Pollmann. Onlangs is het artikel,
getiteld 'In Nederland Door Omstandigheden', herdrukt in de hun-
del Hruidstraantjes en afgelopen maand in Moesson besproken
door Danielle van den Hroek. Danië lie vroeg zich af of je na bijna
twintig jaar nog wel kunt spreken van 'de zwijgzaamste minderheid
van Nederland'. Lilian Ducelle wil daar graag het een en ander aan
toevoegen.
Tekst: Lilian Ducelle
Amsterdam 1955. Overmorgen
Koninginnedag, de kermis op het
Bos en Lommerplein staat er al.
Het oude dametje naast me in de tram kijkt
me even aan en vraagt: 'Hadden ze in
Indonesië nu ook een koningin?'
Knap dat ze geraden heeft dat ik uit
Indonesië kom, maar daarmee is het met
haar historische kennis gedaan.
'Nu hebben ze een president, maar daar
voor hadden we ook een koningin. En een
Koninginnedag.'
'En, hoe heette die?'
Haar nieuwsgierigheid is oprecht.
'Net als die van Nederland', zeg ik.
'Vroeger Emma, toen Wilhelmina en als
laatste Juliana.'
Met deze informatie is ons tweebaansge-
sprek beëindigd en gaat het als éénrich
tingsverkeer verder. Ut hoef niets meer te
zeggen. Mijn tramgenote stelt me uitvoerig
op de hoogte van de Duitse bezetting, de
hongerwinter, haar zuster - schande! - die
verliefd werd op een Duitse soldaat en nu
getrouwd en wel in Hamburg woont.
Schatten van kinderen en hij is ook wel een
beste jongen, maar ja, een Duitser blijft
toch altijd een mof. Ik stap twee haltes
vroeger uit, ik moet frisse lucht hebben om
opgewekt thuis te komen.
/wijgen
Dergelijke confrontaties heb ik vele malen
gehad. Nooit uitgelokt, want na een paar
maanden Nederland is het me duidelijk
geworden dat voor Nederlanders niets
anders bestaat dan Nederland. Maar goed
ook, bespaart me de moeite van spreken.
Spreken is zilver, zwijgen is Indisch.
'lbch heb ik wel eens buien van woede
gehad. Tjalie zeker ook. Maar als onderwij
zer was hij altijd wijzer, hij schreef op een
papiertje dat hij met een punaise op de
keukenkast prikte twee motto's: 'Niet op
reageren, Lena!' (bekende uitdrukking van
Willem Parel). En: Tegen domheid strijden
zelfs goden tevergeefs (Goethe).
Willem Parel de orgelman en Goethe heb
ben mij en vele Indische mensen bewust of
onbewust leren zwijgen. Als niemand wil
luisteren of kan begrijpen waar je het over
hebt, kun je beter zwijgen.
Nu wordt er steeds gemekkerd dat we nooit
met onze kinderen over de oorlog hebben
gesproken. Hadden we die jonge kinderen -
die juist begonnen waren aan een nieuw
leven, een nieuwe toekomst - moeten
opzadelen met de oorlogsmisère die we zelf
bezig waren te vergeten!
Toen de kinderen ouder werden, kwamen
ze vanzelf meer te weten, lazen ze boeken,
vroegen uit nieuwsgierigheid en vertelden
pa en ma het een en ander.
Ik heb nooit geloofd aan 'gedeelde smart is
halve smart' - typisch door klagers uilge
vonden spreekwoord. Wel aan 'gedeelde
vreugd is dubbele vreugd'.
Nederlanders die geen donder van Indische
mensen en hun leven in Indië begrepen
hebben, wijten onze zwijgzaamheid aan het
koloniale leven.
'Soedah laat maar' is altijd geïnterpreteerd
als een uiting van indolentie, lafheid, lui
heid. Nooit heeft men het gezien als een
vorm van trots, opoffering, berusting.
Bewust zijn van de onmogelijkheid ergens
iets aan te doen, heeft men daar wel eens
bij stil gestaan?
De behoefte om niet te vergeten, te willen
praten bleef echter bestaan bij de Indische
mensen. Ze wilden in Nederland zijn,
levend en zichtbaar. Dat verlangen begreep
Tjalie Robinson en hij liet de mensen spre
ken (schrijven) waarover ze wilden spreken.
En luisteren (lezen) naar wat ze wilden
horen.
Er is nooit een klaag-verhaal in Tong Tong of
Moesson geweest. Wat als nostalgie werd
bestempeld was geschiedenis, cultuur.
Babs Klink (geciteerd in Moesson april
2000, pagina 29) kan beter nog een paar
klassen Basisschool overdoen of zich laten
inschrijven bij een universiteit voor de
faculteiten sociologie, antropologie, geschie
denis.
Kwaadaardig
Tessel Pollmann fladdert al twintig jaar als
beschermengel over de Indische gemeen
schap en hun (vermeende) perikelen. Dat
is een uitputtend, moeilijk karwei, als je ook
nog de juiste personen voor een interview
moet zien te vinden. Dat moeten in de eer
ste plaats zij zijn die wat hebben tegen alles
waar Tjalie Robinson juist voor was. Hier
en daar wat bij verzinnen, wat verkeerde
interpretaties van wat Lilian Ducelle en
Ralph Boekholt zouden hebben gezegd en
je hebt zo een boekje persklaar voor de
drukker.
Titel leuk gevonden: Bruidstraantjes. Heeft
Pollmann wel ooit een bruidstraan-klimop
bloeiend gezien? Een uitbundig groeiende
plant, een weelde van rose bloemtrossen en
zaad-vruchtjes die bij plukken afvallen. De
klimop is de meest verwarde, sliertige bijna
niet te bedwingen klimop die van geen
ophouden weet. Tot je uit wanhoop met
tuinschaar en zaag voorkomt dat je hele
Indische dak er door bedolven wordt en de
ranken door de dakpannen en ventilatie-
ruimten in huis dringen. Snoezige roze
bloemetjes, maar in wezen dwingerig en
kwaadaardig.
Het enige waarachtige van Pollmanns
gebundelde artikelen is dus de titel, als ze
zichzelf daarmee bedoelt. Alleen is ze niet
roze.
Bedelen
Nu zou dan de zwijgende Indische minder
heid eindelijk haar mond opendoen voor
die 250 miljoen 'genoegdoening'. Als ik het
niet dacht! In Indië (en heel Azië) is een
bedelaar een fysiek gehandicapt wezen dat
gedwongen wordt te bedelen. In Nederland
is bedelen een noodzakelijke maatschappe
lijke structuur. Collectebussen, draaiorgels,
Kinderpostzegels, Kinderspaarzegels,
acceptgiro's, bankmachtigingen voor goede
doelen, (oneetbare) wafels van vijf gulden
per zakje voor studenten weet ik veel, dona
ties voor de opvang van apen, schildpad-
moessQn
Antropologie
40