De solit air ontmoeten. En nog minder om de rava ge te zien die wroetende zwijnen plegen aan te richten. Die kennis heeft me weieens zijn jacht avonturen verteld. Echt spannend waren ze niet, want het kwam allemaal op het zelfde neer: gezellig met z'n allen in stel ling gaan en wachten totdat de drijvers de prooi binnen schootsbereik hadden gejaagd, en dan maar paffen. Lag er weer een renteng dooie zwijnen en werd de fles Jagermeister voor de dag gehaald. Dat heeft niks met jagen te tani's hadden hun kaal gevreten ladang en omver gelopen goeboek in de steek gelaten en er was er zelfs één die zijn verstand had verloren door een nachte lijk bezoek van die solitair. Beweerd werd dat het beest vlak voor de goeboek van die ongelukkige was gaan staan en zijn slurf naar binnen had gestoken. Op zoek naar iets eetbaars, had hij overal rondgesnuffeld en aldoende het lijf van de slapende tani met zijn slurf beroerd. Die tani schrok zich wezenloos en dacht meteen aan een slang. In paniek greep hij naar zijn parang en sloeg wild van zich af. De gevolgen waren verschrikke- Als je hier in Holland wilt jagen, moet je goeie papieren hebben, een beetje goeie komaf helpt ook. I)at is misschien ook wel goed, want als de jacht hier net als vroeger bi] ons even makkelijk beoefend kan worden als k ni kke- ren, is er in de kortst mogelijke tijd geen wild meer over. Als je de Vehtwse zwijnen tenminste wild kunt noemen. Het is namelijk zo dat als je hier in het zogenaamde bos een winterpeen in de lucht steekt, je onmiddellijk omringd wordt door een kudde kwispel staartende zwijnen. Die krengen worden alleen maar wild als je ze niet voert. Ik heb een kennis gehad, die via allerlei connecties in het bezit was gekomen van een jachtakte. Met een select groepje medeplichtigen zorgde hij ervoor dat de Veluwse zwijnenpopulatie niet te maken zou krijgen met overbevolking. 'Afschot van overtollig wildvee', noemde hij dat. Nou is het inderdaad waar dat bij een té groot aantal zwijnen grote moeilijkheden ontstaan. Net als mensen gaan ze dan op zoek naar meer Lebensraum en slaan aan het roven en plunderen. Zo'n veer tig jaar geleden, toen we hier nog maar pas in Beekbergen woonden, was dat nog zo. De bospercelen waren lang niet afdoende omheind en op vele plaatsen ontbrak het aan wildroosters. Je hoefde toen niet veel moeite te doen om wild te maken en is eerder moord met voorbe dachte rade. Daarom vind ik het nog steeds jammer dat ik die kennis het ver haal niet heb verteld van de Gadja Merah's, die indertijd in Zuid-Sumatra ia - bij Soepat Banjoeasin met vereende krachten hebben geprobeerd om een solitaire olifant met een afgebroken slag tand te grazen te nemen. Dat deden ze niet om het olifantenbestand in de hand te houden, maar omdat die alleenloper al jaren de hele marga Banjoeasin had geterroriseerd. De huiveringwekkendste verhalen deden de ronde over dat beest. De Jap, die toch niet tot de bangeriken behoort, was met de staart tussen de benen afgedropen, tal van ontmoedigde lijk. De aan zijn slurf gewonde olifant ontstak in woeste razernij en maakte er een zooitje van: alles plat. De tani ont snapte op miraculeuze wijze aan de dood, maar volgens zeggen heeft hij zich sindsdien nooit meer normaal gedragen. Lee Fuilielcl Het is daarom dat je je petje moet afne men voor de Gadja Merah's die bij nacht de confrontatie met die solitair durfden aan te gaan. Ze waren weliswaar bewapend met een Bren en een stuk of wat Lee Enfields, maar het was aarde donker en over nachtvizieren werd toen nog niet beschikt. Wie die vijf of zes dapperen waren, is me ontschoten. Wel weet ik nog goed dat één van hen, waar schijnlijk de opperjager, de anderen de consignes meegaf dat ze bij ontdekking van dat beest moesten blijven schieten, met alles wat ze hadden. Helaas draaide die solitair de rollen om en ontdekte hij hen eerder dan zij hem. Dat gebeurde aan de rand van een licht begroeide open plek. Het sluwe beest moet daar geduldig in de bosrand op de jagers heb ben staan wachten. Naar de Brenschutter naderhand bezwoer, was het net of er plotseling vlak naast hem een zwaar gordijn met grof geweld werd opengetrokken. Hij voelde de luchtver plaatsing en kon nog net, in een blik semsnelle reflex, een opwaartse riedel met zijn Bren afgeven. Wat daarna gebeurde was pure gruwel. Als een op hol geslagen sneltrein denderde de soli tair over de open plek, bereikte de over kant en bleef daar doodstil in de bosrand staan luisteren. 44 ste jaargang - nummer 12 - juni 2000 Anderhalve slagtand 11

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 11