Hoe ik het volgende verhaal zou moeten noemen, dus welke titel er boven moet komen, is mij nog een raadsel. Maar zie, er staat er een, die ik met behulp van anderen heb gevonden en als u verder leest, zult u dat opschrift volkomen juist vinden. Het ver haal gaat hoofdzakelijk over de jaren dat ons gezin in Makassar woonde. Wij, vader, moeder, twee dochters en een zoon, kwamen daar aan in het najaar van 1911. Ik was de oudste van de kinderen en ook de oudste dochter. Mijn vader was uitgezonden door een grote aanne mersmaatschappij om, als hoofduitvoer der, de uitbreiding van de haven aan te leggen. Uit de verhalen van mijn moeder weet ik dat er de nodige problemen waren. Makassar lag in, wat men toen noemde, de buitenbezittingen (dat was alles wat van ons Indië buiten Java lag) en was nog maar een kleine plaats. Men klaagde dat alles zo duur was geworden op de pasar, omdat er zoveel mensen bijgekomen waren en dat waren er alles bij elkaar nog geen twintig, zo klein was Makassar! Zomerjurkjes en schorten Het eerste probleem was het vinden van een geschikt leeg huis. Voordat je dat had, logeerde je in het eenvoudige hotel pension Wieland. Had je een huis gevon den, dan was je er nog niet, want dan moesten eerst op verschillende venduties de benodigde meubels worden gekocht. Zo duurde het wel een paar maanden voor we, wat je zou kunnen noemen, echt in Makassar woonden. Als je vroeger als particulier naar Indië ging, kreeg je geen enkele informatie over wat je daar aan zou treffen, zodat je vol komen onwetend was omtrent het leven daar. Ook van de gesproken taal wist je niets. Mijn moeder was toen al boven de veertig en had enorme moeite met het Maleis, daar ze weinig taalgevoel had. Verder had ze voor ons kinderen wel zomerjurkjes genaaid, want ze wist dat het in de tropen altijd zomer is, maar ook schorten om daar overheen te dragen. Ze had geen idee, dat je iedere dag een schone jurk aan kreeg en dus geen schort nodig had. Daar was ze echter gauw ach ter, maar wat nu met die schorten te doen? In die tijd droegen jongens en meisjes jonger dan twaalf jaar, buiten schooltijd hansoppen en zo veranderden de schorten in hansoppen en iedereen vond dat de meisjes Volker zulke mooie hansoppen hadden, zelfs met borduursel er op. moessOn Tekst: Ina Verschoor-Volker Makassar, 1912. Ons gezin: links zit ik, dan mijn broertje Jan, mijn moeder, mijn pleeg- broer Karei Ubink, mijn vader en mijn zusje Tiny. Om ons heen staan onze bedienden. Kip Zoals ik al schreef was Makassar nog maar een kleine plaats. Er waren maar heel weinig winkels en ook de pasar was niet zo royaal voorzien. Vlees bijvoor beeld was een probleem, dat was alleen te koop als er voor het garnizoen een jonge karbouw was geslacht. Wat daar dan van over bleef kon de burgerij kopen. Zo aten we dan meestal kip, kip en nog eens kip, een enkele keer afge wisseld met eend of duif. Het was dan ook groot feest als vader met een stel vrienden op jacht ging en met een wild zwijn of een hert thuis kwam, dan deel de iedereen mee, want een koelkast bestond toen nog niet en bewaren was er dus nog niet bij. Duif kwam van onze eigen grote volière. Wat de verdere eterij betrof, van groente waren er maar twee vers te krijgen, sawie (Chinese kool) en krokot, een wilde soort postelein. Verder was alles blik wat de klok sloeg. Ook met melk was dat het geval. In het begin kwam de boot van Java niet geregeld iedere week en als dan de voorraad blik- rnelk bij de kruidenier schraal werd, kreeg je alleen melk op doktersvoor schrift. Fruit en vis was er echter volop te koop. Wij, kinderen, hadden een heerlijk vrij leventje. Veel verkeer was er niet, dus kon er volop in de lanen worden gespeeld. Ook op de erven, want ieder huis was omgeven door een erf, dat gedeeltelijk als tuin was aangelegd. Er waren toen zegge en schrijve twee auto's van een paar rijke Chinezen, van die antieke, zoals je nog wel op oude pren ten ziet. Het verdere verkeer bestond uit enkele fietsen, dokarretjes en grobaks. Daarvan kwam er misschien eens in de vijf minuten een langs, dus was er op straat weinig gevaar te duchten. Poekoel boem Ook was er toen nog geen schoenmaker en als dus je zolen door waren, moesten je schoenen naar Java en dat had tot gevolg dat je wel eens zonder schoenen zat. Dan liep je door op kapotte schoe nen of op blote voeten. Nu was dat voor ons kinderen geen probleem, op blote voeten lopen deden we toch al de hele dag buiten schooltijd, maar voor volwas senen was dat andere koek. Wanneer precies de boot wel regelmatig iedere week kwam, weet ik niet meer, maar op een gegeven moment kwam hij iedere week. Aankomst donderdagsmorgens om acht uur, vertrek op vrijdagmiddag om vier uur. De boot bracht ook, via zijn chronometer, de juiste tijd mee. Dan werd de klok op het politiebureau gelijk gezet en dat gebeurde dan elke avond om acht uur in ieder gezin. Het sein daartoe was het zogenaamde poe- koel boem, een losse flodder uit het antieke kanon op het erf van het politie bureau. Toen wij pas in Makassar woon den, ging dat schot 's avonds om zes uur af, dan was het namelijk al donker en in die tijd was het niet vertrouwd na don ker buiten de bebouwde kom te komen. Later, toen de gehele streek gepacifi ceerd was, is dat schot naar acht uur verschoven. Tegen de tijd dat de boot wekelijks kwam, heeft zich al gauw een Chinese schoenmaker in de stad geves tigd en ook een zogenaamde toko Bombay (een lapjeswinkel, gedreven door een Brits-Indiër)Dat was een hele verbetering. 40

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 40