moessQn Batavia, Javastraat 67, rond 1923. In het midden zit mijn moeder, daar rechts achter leuning bij mijn vader zit mijn zusje Tiny. Toen ik de lagere school, die in Indië zeven klassen telde, doorlopen had, was de enige mogelijkheid ter plaatse voor verdere opleiding, de ULO. De ouders van kinderen, die er in de klas wat beter uitsprongen, kregen het advies die toela tingsexamen te laten doen voor de HBS. Dat hield dan wel in dat je het huis uit moest, want er waren alleen HBS-en op Java en wel in Soerabaja, Semarang, Batavia en Bandoeng. Als de reis naar huis niet te lang duurde, zodat je in de grote vakantie enige weken thuis kon zijn, ging je inderdaad naar Java. Anders gingen de kinderen naar Nederland en zij zagen dan hun ouders en broertjes en zusjes jarenlang niet. Voor diegenen, die dus in de grote vakantie wel naar huis konden, werd in een van de vier HBS- plaatsen een kosthuis gezocht. Zo ook voor mij en wel in Bandoeng. In tie kost Dat jaar was ook de eerste vakantie dat ons gezin in een berghotel boven Malang vakantie vierde. Toen deze om was, moest ik afscheid nemen van mijn familie en werd ik door een vriend van mijn ouders, een eerste machinist van de Java-China-Japan lijn naar Bandoeng gebracht. Je stapte 's morgens in Soerabaja op de trein en kwam 's avonds in Bandoeng aan. Ik had nog nooit in een trein gezeten en dus vonden mijn ouders het fijn dat ik die reis onder geleide kon maken. Ik was in huis bij een gezin waarvan de vader kapitein bij het leger was. Verder was er nog een meisje in huis en hadden die mensen zelf twee zoontjes van tien en vijf jaar. In het begin was alles wel vreemd, maar dat wende al gauw, echt heimwee heb ik gelukkig nooit gehad. De eerste vakantie, dat ik naar huis mocht, was de zogenaamde kentering vakantie, die eind september viel en drie weken duurde. Van die vakantie was ik maar twee weken thuis, want de reis duurde drie dagen. Vliegtuigen waren er nog niet, dus alles ging per boot en trein. Zoals ik al vertelde, duurde de treinreis de hele dag en wel van zes uur 's morgens tot half acht 's avonds. De locomotief werd in die tijd gestookt met hout of bruinkool, wat veel roet oplever de. Maar de raampjes de hele dag geslo ten houden was niet te doen en er was nog geen airconditioning, dus de raam pjes gingen open. Er zat een horretje van muggengaas voor, maar de roet kwam er wel door. Je was dus 's avonds behoorlijk vies. De volgende dag vertrok de boot om elf uur en dan waren we 's morgens om acht uur in Makassar. Ik was dan thuis, maar vriendjes en vrien dinnetjes moesten op een andere boot of met de auto of bus nog verder reizen. Voortij Na twee jaar kwam ook mijn zusje naar Bandoeng en kregen we een ander kosthuis. Het was toen al 1921. In februari 1922 moest mijn vader voor zijn zaak, die behoorlijk gegroeid was, naar Holland. Mijn broer, die heel vaak ziek was en niet tegen het kli maat kon, zou mee gaan en in Holland achterblijven. Zelf had ik toen veel last van astmatische bronchitis en de dokter dacht dat de zeereis daar wel goed voor zou zijn, omdat ik er in de natte tijd veel minder last van had. Zo werd er besloten dat het hele gezin maar mee zou gaan. Het gevolg was wel dat we vier maan- zit ik. Op de den de school zouden missen. Toen we dus terugkwamen in Indië hadden we geen overgangsrapport en zouden de klas eventueel over moeten doen. Mijn zus heeft dat gedaan, mijn rapport was echter zodanig, dat ik, via een rekwest aan de gouverneur-generaal toestemming kreeg zogenaamd toehoor der voor alle vakken te worden in de vierde klas HBS. We gingen ook niet terug naar Makassar, we bleven in Batavia wonen, waardoor wij thuis kon den blijven. We gingen toen naar de Koning Willem III school. Voor mij was het natuurlijk behoorlijk aanpoten, want ik had toch drie maanden in te halen. Dat is gelukt en in 1924 deed ik eind examen en ging voor verdere studie naar Holland en zo was mijn jeugd in Indië voorbij. Batavia was toen al de grote stad en het leven van de Europese bevolking daar was veel meer op Nederland gericht dan in het kleinere Makassar, wat ik zelf minder leuk vond. In Makassar had je kennissen en vrienden onder al de men sen, zowel de Nederlanders (de totoks) als de Indische Nederlanders, de Chinezen en inheemse bewoners. Later heb ik dat nooit meer zo meegemaakt, daarom heb ik altijd een soort heimwee naar Makassar gehad. Mevrouzu Verschoor-Volker is in 1989 over leden. Haar zoon stuurde dit verhaal op, dat zij in haar laatste levensjaren schreef. 42

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 2000 | | pagina 42